Heeft die van u goud in de mond? Hewel chapeau, want als ze daar bij mij mee afkomen dan heb ik een ander gezegde klaar dat – vind ik toch – nog beter rijmt: ‘de ochtendstond heeft stront in de mond.’ En dat moogt ge hier letterlijk nemen.
Ja, ik weet het, het klinkt niet proper en een beetje laag bij de grond, maar ge weet dat ik graag de wereld eens schockeer, dus daar zit ik dan weer goed.
Serieus, ik ben geen ochtendmens. Nooit geweest. Maar vroeger was er genoeg drive om me toch niet in de melancholie van de ochtend te laten meesleuren. Er waren kinderen, er was het werk, en uiteraard, er was de hond. Die was nog de grootste onverlaat in het ochtendlijke uur. Dat beest stond al te juichen als hij me de trap hoorde afkomen. Het moest rap gaan, want hij ‘moest’.
Dus, weer of geen weer, rap-rap een training over mijn pyjamabroek aantrekken en wij weg. De donkere regen in. En soms eens in de buches getrokken worden omdat er toevallig een kat zat. Ik kan niet zeggen dat het iets weg had van enig ochtendgenot.
Intussen kinderen de deur uit, pensioengerechtigde leeftijd, al negen jaar geen hond meer…. Een mens pas zich rap aan.
Met andere woorden: tijd zat om hééééél voorzichtig wakker te worden. De koffie is al gezet want Herman is al de deur uit naar zijn werk. NEEN, ge moet niet denken wat ge denkt. De koffiezet is van de dag ervoor al netjes klaargezet. NIET door hem, maar door mij. Hij moet enkel maar op het knopke duwen. Dat ziet hij nog net zitten. En dan warmt hij zijn soep. Want hij eet elke ochtend verse soep. Geen soep die hij heeft klaargemaakt, maar dees madam. Met zelf gekweekte biologische groenten. Waag het dus niet om enig slecht gedacht te hebben over mijn huishoudelijke kwaliteiten en verantwoordelijkheden.
Enfin, wat ik eigenlijk wilde zeggen is dat die koffiekan dus klaar staat wanneer ik mij sloffend tot aan die keukentafel sleur en me daar neerplof en het dampende goedje degusteer met mijn eerste sigaret. De zaligheid! Soms heeft de ochtendstond wel degelijk goud in de mond.
Maarrrr…… Ge weet intussen al dat er sinds korte tijd verandering in de situatie is gekomen. Inderdaad, er zit hier weer zo een irritant monsterke dat mij enthousiast begroet wanneer ik met mijn lodderogen naar beneden strompel.
Hahaaa! Deze keer hebben ze mij niet meer liggen! Ik trek die deur open. Hond steekt zijn neus buiten. Bedenkt zich. Gaat eerst zijn knuffelbeest halen. Gaat dan naar buiten. Doet een plas. Komt weer naar binnen. Ik geef hem een halve droge boterham. Het monstertje gaat terug wat pitten. Ik geniet van mijn koffie…… Aaaaahhh…. Goed opgevoed, dat beest!
Het is niet al rozengeur en maneschijn, want tussendoor moet ik mijn leugengazet opzij leggen om hem nog eens naar buiten te laten voor een tweede en grotere commissie. Onze hof ligt regelmatig vol hondendrollen. Het is geen zicht. Soms ziet ge mij met een schep die zooi opruimen want als ik dat niet doe dan slaagt Herman er geheid in om er in te trappen. Maar ik heb het ook al aan mijn been – eigenlijk schoenen – gehad. Smerige stinkende smurrie. Ge houdt het niet voor mogelijk wat zo een puppy kan kakken. Dat zijn geen drollen meer, dat is een hele mesthoop. Ik geloof dat ik hem te veel eten geef.
Dus, zoals ik al zei: de ochtendstond heeft hier duidelijk stront in de mond, of ge het nu wilt horen of niet.
En ik zal u mijn eigen toiletbezoeken besparen, want die zijn nog veel interessanter, maar ik weet ook wanneer ik moet stoppen met schockeren.
Heb nog een fijne zondag en moge de Kerstman u zo een wekker schenken die de zon nabootst met vogeltjesgeluid op de achtergrond. En geen hond die u aanmaant tot verregende wandelingen.
Tot blogs!