Categorie archief: MEMOIRES VAN EEN HOND

MEMOIRES VAN EEN HOND – deel 14 – EINDE

SAMSUNG

 

Het wordt zo stilaan tijd dat ik ga afsluiten, want ze beginnen hier met zijn allen aan mijn staart en aan mijn oren te trekken omdat ze vinden dat het lang genoeg heeft geduurd dat ik de luierik uithang. Ik moet hier blijkbaar taken gaan opnemen.

Ik werp dus nog een laatste blik op mijn heerlijke aardse bestaan dat nu achter mij ligt, en ik neem de mooie herinneringen mee in mijn zielke. Want uiteindelijk is dat alles wat je kan meenemen als je ginder vertrekt: de liefde die je hebt gegeven en gekregen, de warme vriendschap en de energie die je kreeg wanneer je goede dingen deed voor anderen.

Ook al zou je het op het eerste zicht niet zo denken, toch heb ik dingen aan mensen kunnen leren, zij het soms ook wel eens onrechtstreeks. Ik leg het uit.

Mijn bazinneke, die had mensen in begeleiding die wat ‘strop’ zaten in hun leven, en dan hielp ze hen om de doorgang weer vrij te krijgen zodat ze hun dagen weer normaal konden verder zetten.

En dan kwam ik heel vaak ter spraken omdat het blijkbaar gemakkelijk is om van honden iets te leren dat voor mensen ook van toepassing is.

Bijvoorbeeld, wanneer een mama er moeite mee had dat oma haar kinderen altijd zo verwende. Dat is een gemakkelijke. Daar moest mijn bazinneke alleen maar vertellen dat kinderen minstens even slim zijn als honden, en dat honden heel goed weten in welk huis ze in de zetel mogen, bij welke mensen ze een hapje van tafel krijgen, enz. Dus kinderen weten maar al te best welke regels in welk huis gelden, en daar hoeft men zich verder niet te veel zorgen over te maken.

En hetzelfde als het over opvoeding gaat. Het toverwoord is daar ‘consistentie’. Kinderen zijn net als honden experts in het doordrammen. Ze blijven zagen tot ze hun goesting krijgen.

Als een hond bedelt aan tafel en je zegt hem tien keer dat hij moet ophouden, maar de elfde keer geef je hem een stukje om er vanaf te zijn, dan heb je hem geleerd dat hij vooral moet volhouden want dat er uiteindelijk wel een brokje van tafel valt. Met kinderen is dat juist hetzelfde.

Enfin, dat zijn dus de dingetjes die ik hier allemaal in mijn rugzak heb steken. Net zoals die momenten dat ik trouw mijn bazinneke bleef gezelschap houden wanneer ze in de tuin aan het werken was, of wanneer ze eens een dutje deed. Dan zou ik nooit aangedrongen hebben dat het al vier uur was en etenstijd voor mij. Dan bleef ik geduldig wachten.

En ik neem de blije herinneringen mee aan mijn uurtjes dat ik aan de poort de wereld lag te aanschouwen en van lieve voorbijgangers een aai over mijn bol kreeg, of soms zelfs een koekje van de man in de straat die altijd met zijn leuke zwarte hond voorbij kwam.

En de fijne momenten dat mijn bazinneke thuis kwam na het winkelen. Ik rook heel goed naar welke winkel ze was geweest. En als ze iets mee had uit de dierenwinkel, dan was het kot te klein, want dan wilde ik wel graag iets lekkers uit die zak.

En ik neem de dankbaarheid mee voor de goede zorgen, zoals toen mijn bazinneke mijn bloedend pootje heeft verzorgd wanneer ik in dat glas was getrapt bij het dollen op onze wandeling. Stomme mensen die glasscherven laten liggen, maar ja, er moeten er van soorten zijn, net als honden.

Zo, lieve mensen allemaal, bedankt dat jullie naar mijn verhaal hebben willen luisteren. Zoals je nu weet wat ik een gelukkig beest en was mijn bazinneke gelukkig met mij. En als ze ooit de reis naar hier maakt, dan zal ik op haar wachten aan de poort en haar de weg tonen.

Het gaat jullie goed, daar beneden, en zorg goed voor elkander!

 

EINDE

 

 

MEMOIRES VAN EEN HOND – deel 13

Ik had het de laatste keer over het feit dat ik zo goed ben gesoigneerd tijdens mijn leven. Ik kan daar het een en het ander van vertellen dat uw oren ervan tuuten.

Het wandelen, daar heb ik het al over gehad. Maar aangezien dat zoveel wandelingen waren, zijn er ook evenveel verhalen. Ik zal u niet lastig vallen met alles wat ik heb beleefd, want dan zitten we hier volgend jaar nog. Maar ik pluk er hier en daar iets uit.

En het ‘pluk’ is hier ook van pas in een andere betekenis, namelijk in de betekenis van plukken haar.

Toen ik voor de eerste keer echt aan het ruien sloeg, dan dacht mijn bazinneke dat het niet slecht zou zijn dat ik eens een flinke douche zou krijgen. Ik was bovendien een hond die heel graag zwom. We moesten geen water voorbijkomen, of ik sprong erin.  Nu en dan kwam ik daar dan ook eens stinkend uit. En het was wel prettig om iedereen te horen krijsen wanneer ik me zo eens afschudde en alle mensen rondom mij een gratis regenbui gaf.

Maar in de zee kregen ze mij niet in. Ik vond die golven vervaarlijke dingen waar je niet kon op rekenen. Ik troostte me op het strand met achter de meeuwen aan te lopen. Dat was ook prettig om zo’n hele zwermen de lucht in te jagen.

Enfin, ik dus voor de eerste keer onder de douche. Dat was nog eens een festijn! Lekker ingewreven worden met shampoo – speciaal voor honden, welteverstaan, want ik moest van die stinkende mensenzeep toch niet echt weten – en dan daarna heerlijk met die sproeier over mijn hele lijf. Alleen mijn kop moest ze droog houden, want dat vond ik niet prettig.

Vanaf die dag moesten ze tegen mij alleen maar het woord ‘douche’ uitspreken, en ik stond er al!

Behalve die ene keer dat ik bleef staan voor de douche en mijn bazinneke maar aandringen om er in te stappen. Maar ik wilde voor mijn kop niet in die douche. Ik dacht bij mezelf: ‘maar allez, mens, ziet ge dat dan niet?’, en ik maar wachten en kijken naar die douche. Tot ze het eindelijk door had. Ze was vergeten een badhanddoek op de bodem van de douche te leggen zodat ik niet zou uitglijden. En toen ze het eindelijk begrepen had, kon het feest weer doorgaan.

Maar ik had het dus over de eerste keer. En dan was ik eindelijk wat opgedroogd in de zon en gingen we wandelen. Toen we terugkeerden moest mijn bazinneke denken aan het sprookje van klein duimpje. Over de ganse weg waar we gegaan waren lagen mijn plukken haar te dansen in de wind. We zouden onze weg zeker niet kwijt geraken op die manier.

Er werd niet alleen voor mij gezorgd met wandelingen, maar soms moest ik mijn bazinneke wel eens een duwke in de goede richting geven.

Toen we pas verhuisd waren naar ons nieuwe huis, dan had mijn bazinneke haar bed beneden geïnstalleerd, en dat vond ik super, want ik legde me naast haar op de grond en je hoorde mij niet meer. Ik hield een oogje in het zeil.

Maar die bepaalde nacht dan moest ik echt actie ondernemen. Ik wekte mijn bazinneke door met mijn voorpoot aan haar voorpoot te trekken. Ze vond het niet zo direct plezant en dacht dat ik gewoon genoeg had van slapen. Maar ik was best nog wel moe hoor, daar ging het niet over. En ik maar aandringen en trekken aan haar, tot ze eindelijk rechtop ging zitten in bed, het toverknopje indrukte waarmee mensen het meteen dag kunnen maken of weer nacht, en naar me keek.

En dan moest ik mijn tweede stap in creatieve strategie naar boven halen om haar de dingen duidelijk te maken. Ik schudde met mijn kop zodat mijn oren op en neer flapten, en dat bleef ik zo lang mogelijk doen tot ze door had dat ze in mijn oren moest kijken.

En voilà: ze had direct gezien dat de boel daar ontstoken zat en heeft er dan meteen zal in gedaan. En zo konden we beiden rustig onze nacht verder zetten.

 

(wordt vervolgd….)

 

MEMOIRES VAN EEN HOND – deel 12

Ik had het hier de laatste keer over mijn wandelingen, en daar wil ik nog wel een woordje over kwijt. Want wandelen betekent meer dan wandelen, maar dat weten de meeste mensen niet. Pff….de tekortkomingen van mensen beginnen hier een heel lijstje te worden.

Als jonge hond kon ik niet genoeg krijgen van wandelen. Voor mijn part was een hele dag stappen in de Ardennen een groot feest. Behalve die ene keer dat ik zo raar begon te doen, en toen zag mijn bazinneke dat mijn leiband ineens zo spande rond mijn nek. Had er mij blijkbaar een teek te pakken gekregen in mijn nek waardoor die helemaal opzwol. Maar dat is snel goed gekomen mits de goede zorgen die ik kreeg.

En het is ook in de Ardennen dat ik mijn bazinneke en mijn baasje liet verstaan dat ik een dagje ouder werd en dat die lange wandelingen wel een beetje mochten ingekort worden. Na een uurtje stappen ging ik halverwege gewoon liggen. Tja, aangezien mensen nog altijd niet in staat zijn om ons, honden, te verstaan, moest ik het wel op die manier uitleggen, hé.

Maar ik wist dus niet dat wij halverwege de wandeling waren. Ik kan niet in hun hoofden kijken, nietwaar. Al moet ik zeggen dat het van hieruit een heel stuk beter gaat. Dat is heel interessant, maar daar wilde ik het nu niet over hebben.

Dus ik dacht: ‘ik wil terug! Laat ons rechtsomkeer maken!’ En dus ging ik ook liggen in de richting van waar we kwamen zodat ze het konden snappen. Maar zij bleven maar aandringen dat ik in de andere richting verder moest. En ik hield poot bij stuk dat ik niet verder wilde. Dus stonden we daar zo een goed kwartier met onze eigen kop te spelen.

Uiteindelijk heb ik maar toegegeven. Er moet toch iemand de slimste zijn, hé. En uiteindelijk was ik na dat kwartier toch ook al een beetje uitgerust.

Maar ze hebben het wel verstaan, mijn bazinneke en mijn baasje. Ze hebben me voortaan niet meer zo’n hele dag op sleeptouw genomen, maar de wandelingen wat ingekort.

En dan wil ik het ook nog eens hebben over de leiband. Hoe is het toch mogelijk dat mensen daar zo fout over denken. Ze denken dat een leiband iets is waarmee ze hun hond vasthouden zodat hij niet kan weglopen.

Nu moet ik beamen dat het wel geldt in sommige gevallen. Had ik geen leiband aan gehad, dan zou ik wel eens meer achter een kat aangelopen zijn, en ik weet ook wel dat daar vodden van komen. Maar het was sterker dan mezelf. In mensentaal zouden ze dat ‘onweerstaanbare drang’ noemen.

Maar voor een hond is een leiband vooral een prima middel om zich verbonden te voelen met degene die mee wandelt. Wanneer mijn bazinneke met mij ging wandelen, dan was het heel handig wanneer ik die leiband aanhad, want dan wist ik tenminste dat ze in de buurt bleef. Want wanneer ze mij liet los lopen, dan moest ik om de halve minuut omkijken om te zien of ze nog wel mee was. Dat is behoorlijk arbeidsintensief, en dat stoort bij het snuffelen.

En het voelt inderdaad als een soort verbondenheid. Niet iedereen moest proberen om mij mijn leiband aan te doen en met mij de straat op te gaan. Wat dachten ze wel? Ik koos zelf wel mijn gezelschap uit.

En hoe ouder ik werd – dat moet ik schaamtevol toegeven – hoe kieskeuriger ik daarin werd. Ik vond het nog wel OK om met mijn baasje te gaan wandelen, maar alleen als mijn bazinneke ook mee kwam. Hij stond daar dan uitnodigend met mijn leiband aan de voordeur te zwaaien, en dan keek ik eens of mijn bazinneke haar andere vacht al aanhad en of ze het niet te druk had. Als ze niet mee kon, dan bleef ik ook liggen waar ik lag.

Tja, oud worden… Het is zo een beetje als bij mensen. Die worden ook wat eigenzinniger met de jaren. En die staan ook veel meer op hun strepen. Ik ook. Ik ben altijd een heel meegaand type geweest, en ik kon me bij elke beslissing en bij elke situatie neerleggen, maar hoe ouder ik werd, hoe meer ik mijn rechten ging opeisen. Hoe zou je zelf zijn?

’s Ochtends ging ik naast mijn baasje in de weg liggen bij het ontbijt, want ik riskeerde niet dat hij zou vergeten om me zijn laatste stukje boterham met kaas te geven.

En bij het avondeten installeerde ik me naast mijn bazinneke – ook goed in de weg natuurlijk – en dan wachtte ik heel geduldig af tot ze gedaan hadden met eten. Dat kon ik heel goed horen want dan legden ze hun bestek op een bepaalde manier in hun bord en dat was dus het heilige signaal dat het ritueel kon beginnen.

Dan stonden ze recht en begonnen ze de tafel af te ruimen. Vanaf dan begon ik te blaffen, want op dat moment werd het pas echt belangrijk. Ik kreeg dan mijn dessert onder de vorm van een been voor mijn tanden.

En een groot geluk dat ik dat elke dag heb volgehouden, want uiteindelijk had ik na veertien levensjaren nog altijd een prima gebit. Maar mogelijk komt dat ook doordat ik nooit van die droge voeding heb moeten eten. Ik ben honden tegengekomen op mijn wandelingen die me vertelden dat ik een gelukzak was met zo’n gaaf gebit, maar dat zij harder moesten kauwen en dus meer sleet hadden.

Och ja, ik weet het, ze hebben me goed gesoigneerd tijdens mijn leven. Merci, bazinneke!

(wordt vervolgd….)

MEMOIRES VAN EEN HOND – deel 11

 

BO MET EMIEL

Ik zit hier weer de handen van mijn bazinneke tegen te houden. Ah ja, je dacht toch niet dat ik van hieruit die tekst op internet kan toveren, zeker. Ge moet niet te naïef zijn, hé.

Ik kan die gedachten wel in haar hoofd blazen en dan moet zij dat maar ‘materialiseren’ op de computer. Zo werkt dat.

Toen ik nog op aarde vertoefde dan was zij ook dikwijls op haar computer bezig, en dan kwam ik bij haar liggen, meestal goed in hare weg onder haar stoel zodat ze die niet meer kon verzetten. Zo voelde ze tenminste dat ik er was, vond ik.

Ik heb altijd van die strategische plaatsen weten te vinden. Wanneer ze aan het eten begon, dan ging ik voor het fornuis liggen. Wanneer ze de ontbijttafel afruimde dan ging ik voor de koelkast liggen. Wanneer ze boodschappen moest binnenhalen, dan lag ik in het deurgat waar ze door moest. Wanneer ze aan tafel zat, dan legde ik me aan haar voeten.

En voor de rest was ik haar schaduw. Ik volgde haar in de tuin, in de serre, en overal in huis waar ik ze in het oog kon houden. Vanzelfsprekend, want ik moest haar toch bewaken, hé. En ze deed ook altijd interessante dingen, dus dat maakte mijn leven ook een beetje boeiend.

Want als hond kan je daar toch ook niet een ganse dag alleen maar liggen. Daarom was wandelen ook altijd zo een plezante afwisseling. Niet alleen omwille van de beweging – want het is natuurlijk wel leuk om je poten eens te strekken – maar vooral ook om alles op te snuiven.

Mensen hebben er geen idee van hoe plezant het is om zoveel dingen te zien passeren langs je neus. Je ruikt dat er een hond met een slecht karakter is voorbij gekomen, of je ruikt dat er ergens een kat in een tuin zit, of ergens zijn ze iets lekkers aan het bakken of hebben ze de overschot van de vis in de vuilbak gedaan.

Je zou het kunnen vergelijken met wat mensen doen als ze op een terrasje zitten. Die doen dan het spelletje ‘mensen kijken’. Hewel, dat ruiken, dat is een beetje hetzelfde.

En mijn wandelingen, die waren heilig. Ik heb heel mijn leven minstens twee wandelingen per dag nodig gehad. Mijn bazinneke die stond daar een bepaalde periode heel vroeg voor op. Dan was het nog donker en dan trok ze gewoon haar training over haar pyjama en wij weg.

Ik heb haar zo eens in de struiken getrokken omdat ik daar ineens een kat zag zitten. Plots stond mijn bazinneke daar midden in al dat prikkende groen en wij keken mekaar allebei heel verbaasd aan. Ze was content dat het nog donker was en dat er niemand op straat was, want het was toch wel een koddig zicht, wij twee daar in die bushes.

En ik stond echt wel op regelmaat. Ik had serieus wat structuur in mijn lijf. Bij mij is etenstijd ook etenstijd. Ze moeten daar een beetje consistent in zijn, want zeg nu zelf, de ene keer om drie uur, de andere keer om vijf uur, dat trekt op niks.

Ik kreeg mijn eten de laatste jaren om vier uur. Vroeger was dat om zes uur, maar dat ging niet anders omdat mijn bazinneke moest werken.

En voor mij is vier uur dan ook vier uur. Ik moest daarvoor niet op de klok kijken, maar mijn bazinneke wel. Tja, ik zei het al, mensen hebben veel beperkingen. Dus wanneer zij om vier uur stipt nog bleef voort tokkelen op haar computer, dan ging ik naar haar toe en dan stak ik mijn snuit onder haar arm zodat ze niet meer verder kon typen. En dan zei ze vaak: ‘maar allez, dien hond kan echt wel de klok lezen, hé.’ Mensen zijn echt sukkels in hun redeneringen.

Ze hebben hier net weer een paar nieuwtjes onthaald. Ik moet mee zorgen voor de opvang. Er is een zielke dat vroeger een konijntje was en dat Tupie noemde. Tof ding! Ze moeten daar beneden wel verdriet hebben dat ze zo’n lief maatje moeten missen.

En Filloud is hier ook aangekomen. Die was ook hond zoals ik, toen hij nog op aarde was. Toffe makker is dat. Ik ga nu een potje ravotten met hem,  samen met Casper.

(wordt vervolgd…)

 

MEMOIRES VAN EEN HOND – deel 10

Het wordt tijd dat ik nog wat vertel over mijn aardse leven. Want ‘memoires’ dat betekent eigenlijk een terugblik op wat je hebt meegemaakt, terwijl ik hier al boze blikken begin te krijgen omdat ik te veel relaas breng over mijn huidige situatie. Blijkbaar is het niet de bedoeling dat men daar op aarde al te veel kijk op krijgt. Weet ik veel.

Ik zal eens vertellen over mijn werken van barmhartigheid. Misschien kom ik hier dan weer op een beter blaadje te staan als ze daaraan herinnerd worden.

In mijn leven zijn er kinderen en mensen voorbij gekomen wiens leven ik een heel klein beetje ten goede heb mogen veranderen.

Zo was er Victor. Nu is dat een hele knaap geworden, maar toen hij nog klein was kwam hij met zijn ouders bij ons op bezoek. Maar dat kind was bang van honden dat het geen naam had. Ik had er zowaar compassie mee. Die hield bijna een kilometer afstand van mij en hij verstopte zich achter de rokken van zijn moeder. Trillen deed dat kind.

En ge gelooft het of niet, maar er zijn bewijzen van want de mama van Victor heeft er foto’s van genomen, Victor en ik lagen tegen het eind van de dag samen te rollebollen in de zetel. Feest!

En dan waren er nog Sebastien en Thibault. Dat was nog straffer, want die wilden zelfs niet door het poortje komen. Die bleven daar maar op straat hangen want ik geloof dat in mij het monster van Lochness zagen. Man, man, wat waren die bang! En alweer hetzelfde verhaal. Aan het einde van de dag was het samen spelen en ravotten van jewelste. Nog eens feest!

Maar het waren niet alleen kinderen die ik op andere gedachten heb weten te brengen. Zo waren er vrienden van mijn bazinneke en mijn baasje en die waren wel bereid om op mij te passen zodat mijn bazinneke en baasje ook eens op vakantie konden, maar dat madammeke was eigenlijk bang van honden. En dus hadden ze afgesproken om eens samen naar hun huis op bezoek te gaan.

Dat madammeke stond in de keuken te koken en ze had niet gezien dat ik daar gewoon naast haar braaf stond te wezen, en bijna zonder dat ze het zelf besefte streelde ze me over mijn dikke kop. Dat was gelijk liefde op het eerste gezicht. Dus ben ik daar verscheidene keren op vakantie mogen gaan. En dat was ook altijd een feest voor mij, want hun zoon dat was ook zo een knuffelbeer, dus we hadden gemeenschappelijke interesses, en dan klikt het altijd hé.

Zo ziet ge maar dat het toch jammer is dat de mensen ergens onderweg hun intuïtie verloren zijn, want anders zouden ze best vooraf geweten hebben dat ze niet bang moesten zijn.

Oh, wat zijn honden toch veel beter toegerust dan mensen!

 

(wordt vervolgd…)

 

 

MEMOIRES VAN EEN HOND – deel 9

Goedemorgen, wereld!

OOOh, wat is dat mooi om van hieruit het ochtendgloren te ontwaren. Wat de mensen dag en nacht noemen, dat is van hieruit precies een dekentje dat over de wereld ligt, maar wel een dekentje dat te klein is om de hele wereld te bedekken. En dat dekentje schuift voortdurend op zodat er telkens een deel van de aarde onder de wol kan en een deel moet dan wakker worden. Schoooooon!

En ’t is zot dat ik het hier vertel, maar ik heb daar nooit zo bij stil gestaan dat de grootste activiteit van de mensheid erin bestaat om massaal naar die stoel met dat gat te lopen.

Dat is niet om te lachen, dat is een serieuze kwestie, want als daar iets mis mee is, dan is het echt miserie. Mijn bazinneke die lag eens in het ziekenhuis waar ze een kamer deelde met een oud madammeke, en ze hadden allebei dolle pret wanneer ze eindelijk eens naar dat plaatske hadden kunnen gaan. Ze lachten ermee dat zoiets banaals hen gelukkig kon maken. Maar  ze vonden het er toch eentje om te onthouden. Jaja, dat is de manier waarop men dingen leert relativeren.

En nu ik hier zit heb ik begrepen dat het iets heel belangrijks is dat je moet leren terwijl je nog leeft. Ik weet niet of ik al de geheimen van de andere kant van de regenboog mag vertellen aan de mensheid, maar ik riskeer het toch maar om een klein tipje van de sluier weg te halen.

Ik ben hier opgevangen door twee toffe madammen. Ik kende die niet, maar ze vertelden me dat het de engelbewaarders zijn van mijn bazinneke. En toen ze dat zeiden toen herinnerde ik me dat ik die schimmen wel eens had gezien tijdens mijn aardse bestaan. Wij honden hebben een oog daarvoor; mensen allang niet meer. Maar ik heb er toen weinig aandacht aan besteed omdat het goede schimmen waren die geen kwaad in hun zin hadden.

En die madammen hebben mij hier al een kleine rondleiding gegeven. Er valt nog veel meer te ontdekken, maar ze vinden dat ik het maar met stukjes moet doen want dat het anders te veel wordt om te bevatten.

En inderdaad, het was echt wel schrikken toen er zo flarden rode wolken op ons af kwamen. En het werden er altijd maar meer, tot ik een beetje verder zag van waar die rode wolken vandaan kwamen. Er was een groepje mensenzielen die allemaal boos waren op elkaar en net zoals ze op aarde boze woorden naar mekaar roepen, zo produceerden die zielen rode wolken die ze naar mekaar spuwden. Ze zaten daar met zijn allen in een grote rode wolk te stikken, en ze hadden het niet in de mot dat ze die wolk zelf maakten. En dat bleef maar duren en duren en het zal blijven duren tot in de eeuwigheid. En dat is dus wat je een hel kan noemen. Maar hopelijk mogen ze ooit nog eens terug naar de aarde om daar eindelijk te leren dat er andere manieren zijn dan rode wolken maken.

Het is eigenlijk wel opvallend dat wij honden toch veel beter zijn in het herkennen van goede of slechte bedoelingen, van juiste of foute honden. En dan kan je ook gewoon recht voor de raap reageren. Het is allemaal zo simpel en ik snap niet waarom de mensen het zo ingewikkeld maken.

Kijk, er waren in mijn buurt best wel leuke honden die ik goed kon pruimen. Er waren er zelfs twee waar ik af en toe ontzettend verliefd op was. Dat waren die perioden dat ik van zonsopgang tot zonsondergang voor de poort ging liggen wachten tot ze voorbij kwam. Ik at niet en ik had geen interesse in spelen of rollebollen. Ik moest haar zien en daar had ik al mijn tijd voor over. En als ze dan voorbij kwam, dan kon mijn dag niet meer kapot.

Maar er waren ook honden waarvan ik meteen rook dat ze foute honden waren. In onze buurt woonde een hond waarvan ik intuïtief wist dat hij niet te vertrouwen was. Hij had al zijn bazinneke gebeten en hij luisterde niet naar haar. Hij kon heel wild tekeer gaan en ze kon hem niet intomen bij het wandelen, hoewel het zeker geen grote hond was. En telkens hij voorbij mijn erf kwam dan blafte ik hem toe dat hij zijn manieren moest houden want dat hij een leeghanger was. Maar in plaats van te luisteren naar mijn wijze woorden, blafte hij woedend terug dat ik me met mijn eigen zaken moest bemoeien.

Hij moet hier intussen ook ergens rondhangen aan de andere kant van de regenboog, maar ik ben hem nog niet tegengekomen. Ik ben in elk geval niet van plan om me te laten meeslepen in zo’n rode wolk. Zo slim ben ik wel.

 

(wordt vervolgd…..)

MEMOIRES VAN EEN HOND – deel 8

Sinds ik hier aan de andere kant van de regenboog zit is me veel heel duidelijk geworden. En daarom heb ik via deze weg toch ook nog een belangrijke boodschap voor de mensheid en in het bijzonder voor mijn bazinneke.

Dat hele gedoe over hemel en hel, dat hebben mensen goed mis. Ik denk dat het veel te maken heeft met het te grote ego van degenen die aan het hoofd staan van een godsdienst, ’t is al gelijk dewelke. Maar die gasten hebben zodanig veel geïnterpreteerd, en ze hebben zodanig veel dingen naar hun hand gezet omdat ze er zelf wel wat voordeel bij hadden, dat het maar van ver meer gelijkt op de simpele werkelijkheid.

Hemel en hel. Het bestaat wel, hoor, maar heel anders dan mensen denken. En het bestaat niet alleen aan de andere kant van de regenboog, maar het bestaat ook op aarde. Dat laatste hebben sommige mensen al gesnapt. Alleen zijn er maar weinigen die beseffen dat ze hun eigen hel maken. En let op, mensen doen dat niet met opzet.

Ik zal je eens mijn eigen ervaring uitleggen.

Ik heb altijd heel graag gegeten. Ooooh, ik vond eten toch zo’n zaligheid. En mij kon je met heel veel plezieren hoor. Mijn mondje vond meestal alles wel een feest. Een stuk vlees? Heerlijk! Maar een stuk vis? Nog veel heerlijker. Maar geen krab. Manlief, dat is smerig! Krab, dat is niet te begrijpen waarom mensen dat graag eten. Mijn bazinneke en baaske vonden lekker en ze aten dat nu en dan. Maar mij konden ze er niet mee plezieren. ’t Is gelijk of je de vuilbak van de zee zit leeg te eten. Neen, bedankt. Voor mij geen krab.

Maar fruit dat ging nog wel, al was het niet mijn favoriet. Bananen en appelen kon ik wel pruimen, en ook kersen vond ik lekker. Al was het wel even foeteren met tong en tanden om vervolgens dat pitje uit te spuwen. Mijn omgeving vond dat een gek zicht wanneer ik dat deed. Maar waarom is dat zo gek? Zij spuwen die steentjes toch ook uit?

Kortom, ik wilde eigenlijk alleen maar zeggen dat ik dolgraag heb gegeten tijdens mijn leven. En hoewel het mij hier aan de andere kant best wel zint, voel ik ook een heel klein beetje hel wanneer het gaat om eten. Want ik ben nog altijd zot van eten, maar ik heb verdorie geen lijf meer om het in te proppen. Dat is afkicken, jong!

Dus vandaar dat ik toch maar een boodschap wil brengen aan al degenen die zo verknocht zijn aan dingen, want als je hier zit, dan blijf je wel verlangen, maar je hebt niets meer om het te grijpen.

Verzamelaars, materialisten, verslaafden…  Dit is dus een doordenkertje voor jullie.

Jaja, bazinneke, waar ga je die sigaretten steken als je alleen nog maar een zwevend zielke zijt?

(wordt vervolgd…)

MEMOIRES VAN EEN HOND – deel 7

 

SAMSUNG

Die verhuis naar Evergem, dat was gelijk de zaligheid van de hemel. Je vrij voelen, open lucht, geen geraas van auto’s en luide muziek, geen tram die in de vroege ochtend voorbij dendert en je uit je slaap haalt. Het begin van een heerlijk nieuw leven.

Het was zo’n beetje een gevoel als de plek waar ik nu zit. Dezelfde vrijheid, de openheid, het begrip van alle andere wezens hier rond mij, geen haat en geen angsten, gewoon jezelf kunnen zijn en genieten.

Mensen op aarde hebben het zo moeilijk met dat genieten. Ze zouden wel willen, maar tegelijkertijd zitten ze te piekeren en zich zorgen te maken om dingen die ze niet kunnen veranderen of waarvan ze denken dat ze die niet kunnen veranderen. Altijd maar kijken naar het verleden of naar de toekomst, in plaats van gewoon te kijken naar die mooie wereld en de goede kanten van het leven en van de mensheid.

Op dat vlak kunnen mensen nog wel iets leren van honden. Honden kenden al de mindfulness ‘avant la lettre’. Honden leggen zich neer bij wat er op dat moment is, en ze zien wel wat erna komt.

En nog iets: honden vechten niet tegen hun emoties. Emoties zijn er om te beleven, maar je moet er niet in blijven hangen. Ik kon best wel eens verdrietig zijn, of een beetje boos, maar dat moest geen uren duren.

Mijn bazinneke die vecht soms tegen haar verdriet omdat ik er niet meer ben. En dan probeert ze zichzelf wijs te maken dat ik ‘maar een hond’ was, maar ze weet wel beter. Voor mij was zij ook niet ‘zomaar een mens’. En ze probeert dan te focussen op de voordelen van mijn afwezigheid: niet meer alle dagen stofzuigen, niet meer haasten om thuis te zijn omdat ze dacht dat ik honger had of moest plassen, of omdat ze me niet te lang alleen wilde laten zitten, en ze kan nu met baasje ook weer eens op vakantie. Maar ze mag gerust verdriet hebben. Ik heb dat ook wel. Maar langs de andere kant is het hier ook wel plezant en het hoort nu eenmaal bij het leven dat je moet sterven.

Ik heb hier ook kennis gemaakt met Toine en met Miek, dat waren vrienden van mijn bazinneke toen ze jong was. Ik heb hier nogal verhalen gehoord, zeg!  Maar je weet dat ik daarover niet mag vertellen.

In de plaats daarvan zal ik eens iets anders vertellen. Iets over interpretaties.

Ik mocht eens mee met mijn bazinneke en mijn baasje in de auto om naar de bakker te rijden. Jullie weten intussen dat ik het te gek vond om achteraan in de koffer van die auto te zitten. Dat was daar mijn plekske, en vandaar kon ik alles in het oog houden en ik kon ook iedereen vooraan zien zitten, maar ik kon er niet bij, want er was een net ertussen. Ik vond dat goed, want zo was het duidelijk dat ik een eigen stukje had.

En toen ze stopten bij de bakker en uitstapten, dan bleef ik in de auto zitten. En tot verbazing van mijn bazinneke deed baasje de auto niet op slot. Dus vroeg ze:

– ‘waarom maak je de auto niet vast?’

– ‘Komaan,’ zei baasje een beetje verbaasd, ‘als ze de hond zien zullen ze zich niet geroepen voelen om de auto te stelen’.

– ‘Maar dààr maak ik me geen zorgen over’, zei bazinneke, ‘ik ben alleen bang dat ze onze hond zouden stelen’.

Zo zie je maar dat interpretaties en normen anders liggen. Maar ’t is toch maar weer eens een bewijs dat wij twee dikke maten waren, mijn bazinneke en ik.

En ik heb nog een andere anekdote over interpretaties.

Kijk, ik kreeg elke dag zo’n been die de tanden reinigen, want na vele pogingen om een tandenborstel in mijn bakkes te krijgen waarbij ik mijn tanden opeen hield alsof ze op slot zaten, heeft mijn bazinneke het opgegeven. Je kan niet altijd winnen hé mensen.

En heel af en toe kreeg ik ook eens een echte kluif van bij de beenhouwer. Man, dan was het echt feest. En dan kwam toch echt de oerhond in mij naar boven hoor, want van mijn part mocht iedereen altijd mijn eten of gelijk wat van me afnemen, maar als ik zo’n echt been had gekregen, dan vond ik dat ze daar met hun fikken moesten afblijven en dat liet ik wel verstaan.

Maar dat mocht niet van mijn bazinneke. Ik mocht mijn lippen niet omhoog trekken zoals zij dat doen. Dan zei ze: ‘mag niet hé’ en dan wees ze met een vinger naar mij. En dan had ik alle moeite van de wereld om die lippen terug naar beneden te trekken, zelfs zo erg dat mijn kaakflappen er begonnen van de trillen omdat die niet meer wisten welke kant ze op moesten. Mijn verstand zij omlaag en mijn instinkt zei omhoog.

En soms dan vond ik dat ik dat been eventjes moest wegbergen. Dan ging ik ermee naar de tuin, op zoek naar een goed plekske om het te bewaren. Het was een heel samenspel van voorpoten en snoet om zo een groot been begraven te krijgen en ik was altijd content van mijn prestatie als ik het geklaard had.

En ik snapte er geen moer van hoe mijn bazinneke kon weten dat ik mijn been begraven had. En dan wilde ze meteen weten waar ik het had vertopt. Zucht….

Dus nam ik haar elke keer mee naar de tuin en bleef dan staan op de plek waar mijn been lag. Mijn bazinneke haalde het uit de grond, spoelde het af en gaf het terug. En een half uurke later deden we dat zelfde spelleke nog eens over. Soms drie of vier keer na mekaar. Ik zag er niet zo meteen de zin van in, maar mensen zijn soms niet te begrijpen.

 

(wordt vervolgd….)

 

MEMOIRES VAN EEN HOND – deel 6

Als er één heel groot verschil is tussen honden en mensen, dan is het zeker de consistentie en de consequentie. Of gewoonweg duidelijkheid.

Ik vertelde al over die lippentrekkerij van mensen om te tonen dat ze blij zijn, terwijl ze eigenlijk helemaal niet blij zijn. En zo heb ik nog vaststellingen gedaan.

Weet je, als ik iets niet wilde, dan was het duidelijk dat ik dat niet wilde. En als ik iets wel wilde, dan liet ik dat ook met veel omhaal merken. Het leven kan zo simpel zijn. Maar blijkbaar maken mensen het graag moeilijk, zowel voor zichzelf als voor anderen.

Toen mijn bazinneke op die studio zat, dan mocht ze mij eerst niet zien, en dan plots kreeg ze te horen dat ik meteen weg moest bij die tweede in rang. Ze mocht kiezen: me ophalen voor het einde van de week, ofwel vloog ik naar het asiel. Verstaat ge nu zoiets?

Allez, ik moet u niet vertellen dat mijn bazinneke daar geen seconde aan getwijfeld heeft, maar er was natuurlijk het probleem van de studio waar geen honden toegelaten waren. En groot was het daar ook al niet. Maar ik zei het al, mijn bazinneke is onder geen kieken gebroed, dus vond ze al snel een oplossing, want zij had ook hele lieve mensen om haar heen die ons wilden helpen.

En zo mocht ik tijdens de week naar mijn pleegroedel, en tijdens de weekends kon ik bij mijn bazinneke op de studio waar ik me gedeisd hield.

Het was heel leerrijk om eens in een andere roedel te zitten. Daar waren ook twee mensenkinderen die vaak met me speelden met de bal en grote wandelingen met me maakten. Die vonden de regen minder erg, blijkbaar. Degene die daar de eerste in rang was werkte als kinesist en kreeg dus veel mensen over de vloer. Niet dat ik daar contact mee had, maar ik zag ze aanbellen aan de voordeur. Daar zat een grote ruit in en ik kon iedereen zien passeren.

Voor de patiënten was er een andere bel dan voor de vrienden. Wanneer de eerste bel ging, dan liet ik me niet horen. Ik wist best wel dat het voor het werk was en dus voor mij niet interessant. Maar bij de tweede bel vond ik het wel nodig om aan te kondigen dat er goed volk kwam.

Maar ik had het eigenlijk over de consistentie en de duidelijkheid van mensen.

In die nieuwe roedel had ik ook zo’n voorval. Nu moet je weten dat ik altijd heb geweten dat je als hond niets van tafels pikt of dat je niets wegneemt dat je niet gegeven wordt. Ik heb altijd manieren gehad. Dat kan je niet zeggen van sommige mensen.

Maar op een avond zaten ze in mijn pleegroedel lekkere dingetjes te eten in de woonkamer. Ik volgde altijd hun voorpoten wanneer die naar iets grabbelden op de lage tafel om het vervolgens in hun muil te stoppen. Want soms gebeurde het dat hun voorpoten dan naar mij toe kwamen om het in mijn muil te steken. Ik moest dus wel alert blijven.

En dan gebeurde het. De eerste in rang was daar vanalles aan het vertellen en maakte daarbij gebaren, maar hij had iets van de tafel genomen en hij hield het in zijn voorpoten. En maar zwaaien. Het was zodanig verwarrend voor mij dat ik niet meer wist wat hij daar nu mee wilde. Was het voor zijn muil of was het voor de mijne? Ik heb dan maar gekozen voor het voordeligste en hapte het kleinood weg.

En toen bleek dat het niet zijn bedoeling was geweest om het mij te geven. Maar hij was niet kwaad. Ze trokken allemaal hun lippen omhoog en lieten hun tanden zien en ze maakten luide kwak-geluidjes om te tonen dat ze het grappig vonden. Maar ik heb het toch nooit meer gedaan. Ik vond het affrontelijk en schaamde me diep.

Een drietal maanden later was het groot feest, want dan verhuisde ik met mijn bazinneke naar een leuk huis met een tuin. De eerste investering die ze deed was een afsluiting laten zetten zodat ik in alle vrijheid kon ravotten. Niet dat ik het ooit in mijn ster zou gehaald hebben om van mijn erf te gaan. Het was meer voor haar eigen gemoedsrust, denk ik.

(wordt vervolgd….)

 

MEMOIRES VAN EEN HOND – deel 5

Er zijn zoveel opvattingen over honden als er mensen zijn. Maar er valt wel een lijn in te vinden, vind ik.

Je hebt de mensen die niet houden van honden. Daar is niks mis mee, want er zijn evenveel honden die niet houden van mensen. Daar zullen ze wel een goede reden voor hebben.

Er zijn mensen die bang zijn van honden. Daar is ook niks mis mee, want er zijn evenveel honden die bang zijn van mensen. En ook daar zullen ze hun redenen voor hebben.

Maar dan komen de nuances, en die zijn toch wel eens het bekijken waard.

Er zijn mensen die zeggen dat honden dikke opportunisten zijn, en dat mensen zichzelf gewoon wijs maken dat hun hond hen graag ziet.

Ah ja? Wie is er eigenlijk de opportunist: de hond of de mens? De hond kiest niet waar hij terecht komt, de hond kiest niet welk eten hij krijgt, de hond kiest niet wanneer hij zijn plas mag doen of mag gaan wandelen, of hij kiest zelfs niet wanneer hij geaaid wordt.

Is het dan niet normaal dat je je kleine wereldje een beetje naar je hand probeert te zetten? Hoe zou je zelf zijn?

Het zijn de mensen die een hond willen ‘hebben’ zoals je een nieuwe GSM wil hebben, of een nieuw kleedje; iets leuks om in huis te hebben. Maar dat kan voor zowel het baasje als de hond erg tegenvallen. De asielen zitten vol van die tegenvallers.

Ik zal u eens wat vertellen, lieve lezer, mijn bazinneke die zag mij echt graag, en ik zag haar even graag terug. En ik zal niet wegsteken dat ik haar nog liever zag wanneer ze mij een been gaf, of bij alle andere zaligheden die ze voor mij over had, maar ook in armoe en ontbering zou ik haar graag hebben blijven zien. Wij waren dik met mekaar, écht dik.

Ik ben zelfs een keer heel kwaad op haar geweest, en daar heb ik nu nog altijd een beetje spijt van. Maar ik wist bij God niet hoe de vork in de steel zat in die tijd. Vanaf mijn plekske hier aan de andere kant van de regenboog kan ik dat nu veel duidelijker zien.

Ik zal het u vertellen, maar zeg het niet voort, want ik weet dat mijn bazinneke het allemaal niet zo plezant vindt als ik daarover begin.

Ik was nog maar twee jaar oud toen mijn bazinneke besloot om de roedel anders in te delen. De tweede in rang was daar helemaal niet content mee en die deed bijzonder moeilijk. En toen kwam het zover dat mijn bazinneke op een studio moest gaan wonen en ze mocht mij niet meer zien.

Wist ik veel hoe dat verhaal in mekaar zat. Ik merkte alleen maar dat ze weg was en dat ze heel lang weg bleef. Ik had me dus maar weer eens geïnstalleerd in de gang, want dat deed ik wel meer wanneer ze weg was, maar deze keer waren het toch lange dagen.

En dan  plots mocht ze me wel eens komen halen en dan mocht ik weer in haar auto springen en meerijden.  En die lift om naar boven te gaan vond ik wel te gek. Maar toen we daar binnen kwamen, dan vond ik toch dat ik haar eens goed moest laten voelen hoe boos ik wel was. Ik ben toen in het midden van die studio gaan liggen en ik gunde haar geen blik. Ze mocht me aanhalen zoveel ze wilde, ik vertikte het om haar te horen.

Maar ja, je kan niet eeuwig blijven smoelen, dus heb ik diezelfde dag nog vrede gesloten, en, jong, dat voelde toch lekker om haar weer te knuffelen en haar te ruiken.

Neen, honden zijn geen opportunisten die alleen maar degene graag zien die hun eten geeft. Dat hebben de mensen goed mis. Misschien zijn het de mensen die zelf zo in mekaar zitten die zoiets over honden zeggen.

Want ik zie wel dat mensen kunnen genieten van een terraske, of ze genieten van een goede knuffel, of van een lekker maal. Is het daarom dat ze hun moeder graag zien, omdat die goed eten maakt? Komaan, zeg!

En ja, ik heb in mijn hondenleven ook genoten. Ik kan daar uren over vertellen.

Want er was niet alleen het eten en de tussendoortjes (iedereen zei altijd dat ik te dik was, maar daar was een goede reden voor), er was bijvoorbeeld ook de dagelijkse borstelbeurt.

Man, man, zo lekker als ze je vacht van voor naar achter en van onder naar boven onder handen nemen. Aaaah, ik kan er nog van nagenieten. Mensen kennen dat niet. Die hebben geen vacht; alleen maar een klein stukje boven op hun kop en nog veel minder op een paar andere plaatsen. Maar wat ben je daarmee? En meestal scheren ze dat nog weg ook.

Mensen moeten een vacht lenen om over hun vel te trekken, want anders hebben ze het koud. En ze zijn ook al zover dat ze nep-vachten maken. En als het erg koud is, dan moeten ze zelfs meerdere vachten over mekaar aantrekken. Wat een gedoe!

Maar voor mij was het wel gemakkelijk om te zien wanneer mijn bazinneke of mijn baasje een vacht aantrokken, want dat wist ik dat de kans er dik in zat dat ik mee naar buiten mocht.

(wordt vervolgd……)

MEMOIRES VAN EEN HOND – deel 4

Na mijn intrede in mijn nieuwe roedel begon ik me steeds beter in mijn vel te voelen. Het viel daar bijzonder mee. De drie mensenkinderen vonden het fijn om met mij te stoeien en me te aaien, en ik kon zomaar naar buiten in de tuin wanneer ik er zin in had. En ik kreeg een lekker zachte mand om in te slapen en een drinkbak met altijd vers water. Prima hotelletje ginder.

En toen vond mijn bazinnetje dat het tijd werd om naar school te gaan. Ze dacht waarschijnlijk dat mijn vijzen toch nog niet helemaal vast stonden, want ik kon bijvoorbeeld erg schrikken wanneer er tijdens de wandeling een blaadje van een boom opvloog met de wind. Ze vond dat niet normaal.

Wij dus naar die hondenschool. Jongens, dat was nog eens een belevenis. Ik heb in mijn leven nooit meer zoveel koekjes gekregen als daar. Want elke keer dat ik iets deed wat zij graag wilden, kreeg ik een koekje. Ik zou het zonder koekje ook wel gedaan hebben, maar waarom zou een hond die kans laten voorbij gaan?

Gelukkig moest ik alleen maar de basisschool doen. Mijn bazinnetje vond het allang goed als ik de regels van de beleefdheid kende. Ik hoefde van haar geen universitair diploma te halen in circus acts. Ik bleek bovendien zo gemakkelijk te leren dat ze me thuis nog wat les gaf. Ik leerde bijvoorbeeld in twee tellen om mijn rechter poot te geven. Ik heb nooit begrepen waarom mensen het zo leuk vinden om hun poten in elkaar te strengelen, maar het blijkt een betekenis te hebben voor hen. Het gelijkt ook een beetje op elkaar likken zonder te likken wanneer ze elkaar ontmoeten. Maar dat doen ze niet bij iedereen.

Die hondenschool, dat was toch een verzameling van een zootje ongeregeld! Er zaten van die kleine keffertjes met zwakke pootjes die altijd moesten gedragen worden, en er zaten ook grote kwade loebassen bij die lawaai maakten voor twintig. Ik had allang door dat die vooral veel lawaai maakten omdat ze zelf bang waren. Bij mensen is dat niet anders. Alweer een punt van gelijkenis.

Ik werd de eerste van de klas. Mijn bazinneke zo fier als een gieter. En dan kwam de opdoffer voor haar wanneer de meester zei: ‘jamaar madammeke, dat is niet zo’n verdienste hé, want het is wel een Golden Retriever.’

Allez zeg, is dat nu een manier van doen? Het is toch niet omdat je tot een bepaalde soort hoort dat je allemaal éénheidsworst bent? De mensensoorten zijn toch ook niet allemaal dezelfde? En al zeker niet allemaal even lief of slim. Ze zeggen toch ook niet ‘Ah ja, madam, het is normaal dat hij de eerste is, want het is een Chinees’.

Enfin soit. Ik heb daar geleerd dat ik bij tijd en wijle moet gaan zitten, of gaan liggen, of blijven zitten als mijn bazinnetje weg ging. Het enige wat ze mij niet gedaan kregen was over zo’n plank op een verhoog lopen. Komaan zeg, ik ben toch niet dom! Waarom zou ik nu over een plank lopen als ernaast lopen zoveel gemakkelijker is?

Maar wat ik wel heel goed onthouden heb is dat ik moest gaan liggen wanneer er een andere hond in de buurt kwam. Ik heb er nooit amok gemaakt met andere honden, hoe slecht die hun karakter soms ook was. Ik ging netjes liggen en wachten tot die weg ging.

Tot grote ergernis van mijn bazinneke ben ik dat heel mijn leven blijven doen. Wanneer ik op gelijk welke wandeling een hond tegenkwam, dan ging ik liggen. Het kon me niet schelen waar ik stond of welk weer het was, ik ging liggen. Dan stond mijn bazinneke daar onnozel te wachten en aan mijn leiband te trekken om mijn logge lijf omhoog te krijgen, maar ik zorgde er wel voor dat ze er geen beweging in kreeg tot die andere hond gepasseerd was.

Ja zeg, ze moeten weten wat ze willen, hé!

 

(wordt vervolgd….)

MEMOIRES VAN EEN HOND – deel 3

Ze zitten hier achter mij al te duwen. Casper wil dat ik met hem kom ravotten in de Champs Elysées. Casper is/was de hond van vrienden van mijn bazinnetje en mijn baasje. Ook een Golden Retriever. Een echte kapoen. Die durfde veel meer doen dan ik.

Maar ze moeten daar maar een beetje wachten want ik heb eerst nog een woordje te plasseren aan de mensheid.

 

In de roedel waar ik terecht kwam was het duidelijk dat mijn bazinnetje de hoogste plaats had. Vele mensen zagen dat niet, maar ik had het al direct in de mot dat je bij haar moest zijn om dingen geregeld te krijgen. Zij bestierde daar het hele zootje, maar ik weet dat ze niet graag heeft dat ik over haar te veel vertel, dus zal ik mijn mond maar houden.

Maar nu en dan moet ik daarover toch wel iets kwijt. Zij was bijvoorbeeld wat de mensen ‘de sociale’ noemen. En de tweede in rang waarmee ze toen getrouwd was, die had het niet zo begrepen op al dat bezoek. Dat vond ik pas een interessante vertoning.

Weet je, wanneer wij, honden, iemand niet erg mogen, dan laten we dat ook meteen zien. We grommen, of we zonderen ons ongeïnteresseerd af. Bij mensen zit dat heel anders in mekaar en dat heb ik altijd heel krom gevonden. Wat een energieverspilling!

Je had zo soorten van bezoek. Er waren de mensen die mij leuk vonden en dan genoot ik van de knuffels en de aandacht. Maar tegelijk hield ik alles heel goed in de gaten. Ik kon ruiken aan de tweede in rang dat hij niet opgezet was met het bezoek van sommige mensen, maar in plaats van te grommen deed die dan gewoon vriendelijk tegen dat bezoek. Daar heb ik nooit iets van begrepen.

En dan zag ik hem zijn lippen omhoog trekken en zijn tanden laten zien, maar bij mensen betekent dat helemaal niet dat ze kwaad zijn. Ze willen daarmee tonen dat ze iemand leuk vinden. Tja, als je geen staart hebt om mee te kwispelen, dan moet je een andere manier bedenken om je vriendelijkheid te laten zien, natuurlijk. Maar ik vond het wel verwarrend. Want ik rook dat hij die mensen niet fijn vond, en toch liet hij zijn tanden zien om hen te laten geloven dat hij hen leuk vond. Ik vraag me alleen af wat je daar eigenlijk mee opschiet? Je zit toch alleen maar opgescheept met mensen die je niet mag, en ze blijven bovendien komen omdat ze denken dat je dat leuk vindt. Dom, dom, dom…

Voor de rest geen kwaad woord over die kerel waar mijn bazinnetje toen mee getrouwd was. Hij was wel niet akkoord met mijn komst, maar ja, bazinnetjes kunnen soms halsstarrig hun goesting doorzetten. En uiteindelijk heeft hij mij snel aanvaard als lid van de roedel, en hij maakte er zelfs een erezaak van om met mij te gaan wandelen. Hij heeft zich dat soms wel eens beklaagd, want wanneer het regende dan bleef ik hem ook stalken om buiten te gaan tot hij toegaf. Mensen vinden regen niet zo tof. Ook dat heb ik nooit begrepen. Regen op je huid doet toch geen pijn? Waarom zijn mensen zo bang om nat te worden door de regen? Want om het nog ingewikkelder te maken: nat worden onder een waterstraal die ze zelf controleren, dat vinden ze wel fijn. Te gek toch.

En wanneer ze dan onder die waterstraal staan, dan smeren ze zich in met vreselijke luchtjes waardoor je niet meer goed kan ruiken of ze nu blij of triest zijn. Dat is hun soort van verstoppertje spelen, denk ik.

 

(wordt vervolgd….)

 

MEMOIRES VAN EEN HOND – deel 2

Mensen….ik kan er uren over vertellen.

Ze menen dat ze een veredeld ras zijn, en ze zijn ervan overtuigd dat ze heel anders zijn dan wij, honden. Hoe kan dat nu dat ze dat niet zien? Denken ze dat wij dom zijn omdat we niet praten zoals zij? Denken ze dat wij geen pijn kunnen hebben omdat we het hen niet vertellen?

Zal ik maar eens beginnen met de gelijkenissen op te sommen? Allereerst hebben wij allebei een mond – hoewel ze dat voor honden anders noemen – langs waar we ons moeten voeden, en we hebben allebei een kont langs waar het er weer uit moet. En als we te veel eten worden we dik. En als we geen eten krijgen, worden we lastig. En we kunnen ons beide eenzaam voelen, en we spelen graag, vooral als we jong zijn. We hebben ook allemaal iets van competitie in ons lijf; we willen graag uitblinken in dingen. En het is ook plezierig om anderen een plezier te doen. En je weet dat je moet luisteren, want anders zwaait er wat.

Weet je wat het grote verschil is tussen honden en mensen? Neen, niet het verstand. Mensen denken dat ze zich onderscheiden door hun verstand, maar dat hebben ze goed mis. Het enige dat in hun voordeel speelt zijn hun voorpoten.

Zij hebben van die grijpers en daarmee kunnen ze deuren en koelkasten open doen, en daarom zijn zij de baas. Mensen kunnen dingen meenemen met die voorpoten. Als hond kan ik wel mijn dorst lessen en veel water drinken, maar ik kan het niet meenemen voor later. Mensen kunnen het water in een emmer scheppen en meedragen zodat ze het op een later tijdstip kunnen drinken. Gelukzakken zijn het.

Die grijpers maken het grote verschil. Ze kunnen er wondjes mee verbinden, ze kunnen het vlees in kleinere brokken snijden. Al is dat voor hen natuurlijk wel noodzakelijk, want op dat vlak zijn wij honden toch wel beter af met een beter gebit. Wij hebben al die messen en vorken niet nodig. Alweer een handicap van het mensenras.

En om het nog maar eens te hebben over dat verstand van de mensen. Jaja, ze zullen wel meer hersens hebben dan honden, maar de vraag is of ze die wel gebruiken zoals het hoort.

Zo heb je die uitvinding van de poepzakjes. Hilarisch! Blijkbaar is de mensheid onderweg ergens vergeten dat stront gewoon vergaat in de natuur. Dat komt waarschijnlijk omdat zij voor hun behoefte zo een stoel met een gat nodig hebben, en daardoor hebben ze elke logica achter zich gelaten. Moesten ze die gatenstoelen niet uitgevonden hebben, dan zouden ze toch gewoon zoals de honden buiten gaan kakken. Ah ja, want in huis stinkt dat, dat weten mensen even goed als honden. Ook op dat vlak zijn we helemaal gelijk.

En het spreekt nogal voor zich dat je geen drol moet gaan leggen aan de voordeur van iemand, of ergens waar kinderen spelen of op een stoep waar je moet stappen. Zelf ben ik ook al eens in zo’n drol gestapt en het plakte tussen mijn voetkussens. En stinken, joh, dat hou je niet voor mogelijk. Gelukkig heeft mijn bazinnetje de boel weer schoon gekregen. Ze vond die stank ook niet te doen.

Maar de poepzakjes, dat is toch echt wel om je bloot gat te laten zien. Hoe dom kan je zijn! Want als je kak in een poepzakje stopt, dan krijg je natuurlijk rommel die helemaal niet zo snel vergaat als een drol die gewoon in de open natuur ligt. De mensen maken gewoon meer troep met hun pastic dan wij met onze kak.

En nu moet ik denken aan mijn jonge jaren. Ik kreeg toen van die afgedankte teddybeertjes en ik vond het fantastisch om die vulling eruit te trekken. En in mijn jonge zottigheid wist ik nog niet dat ik dat niet mocht inslikken. Later heb ik wel geleerd om dat niet meer te doen. Maar toen ik dus nog klein was wilde ik op een wandeling mijn behoefte doen, en toen bleek dat er zo’n lange draad mee uit mijn poep kwam, en die wilde maar niet loslaten. Wat was me dat voor een gedoe. En ik maar duwen om dat ding eruit te krijgen, maar er was geen beginnen aan. En mijn bazinnetje die wist ook al niet wat ze zag. Gelukkig gebruikte die haar verstand nu en dan wel eens, en dus zocht ze een stok en ze draaide daar die draad rond en toen gaf ze er een ruk aan. Man, dat was nog eens een raar gevoel als ze zo een draad uit je kont trekken. Maar ik voelde me wel opgelucht.

 

(wordt vervolgd….)

MEMOIRES VAN EEN HOND – deel 1

SAMSUNG

Ik ben vertrokken naar de andere kant van de regenboog. Maar vooraleer ik me daar installeer wil ik zo graag nog eens wat vertellen aan de wereld.

Want het is toch wel heel wonderbaarlijk dat ik mijn hondenleven nu op een hele andere manier kan bekijken en dat ik nu de dingen scherper zie. Al zijn er evenveel dingen waar ik nog altijd niet wijs uit geraak. Maar ook die dingen wil ik graag delen met al wie het wil horen.

Ik werd geboren op 13 april 2002 in een kennel waar men Golden Retrievers met een stamboom kweekt. Het schijnt dat die stamboom iets belangrijks is voor sommige mensen. Rare bedoening daar, al wist ik toen niet beter.

Ik vond het beangstigend dat mijn broertjes en zusjes en ikzelf maar korte tijd bij onze moeder mochten blijven. We werden samen in een hok gezet dat ver van het woonhuis van de kweker stond en dat vroeger een varkensstal moet geweest zijn. Er lag stro om op te slapen en het was er behoorlijk donker. Enkel helemaal bovenaan het plafond was er een dun streepje venster dat wat licht gaf. Maar het ergste was dat ik zag hoe mijn broertjes en zusjes een voor een werden weggehaald door mensen. Ik zag hen nooit meer terug. En toen bleef ik nog alleen achter. Elke dag kwam iemand eten brengen en water, maar daar bleef het bij. En ik werd altijd maar meer bang in dat hok zodat ik wegkroop wanneer de deur open werd gemaakt.

Op 27 juni 2002 – ik was toen al bijna geen puppy meer, want ik was al 2,5 maanden oud – kwam er verandering in mijn leven. Die dag kwam mijn bazinnetje mij halen. Blijkbaar had de kweker een kleine advertentie gezet, en toen mijn bazinnetje belde kreeg ze te horen dat ik als enige overbleef en dat ze een flinke korting kreeg om me te mogen meenemen. Het kwam er eigenlijk op neer dat de kweker best wel blij was dat hij nog wat geld voor me kreeg. Want intussen was ik een angstig beestje geworden.

Maar van mijn bazinnetje was ik vanaf de eerste minuut niet bang. Ik rook de geur van vriendschap en het zat meteen goed. En toen ze me mee namen naar de keuken van de kweker om daar belangrijke papieren in te vullen installeerde ik me onder de stoel van mijn bazinnetje. En de kinderen van de kweker mochten me zoveel aanhalen als ze wilden, ik bleef veilig zitten waar ik zat.

Die eerste autorit vond ik maar niks. Maar al snel leerde ik dat auto rijden iets bijzonder leuks was. Als mijn bazinnetje de koffer open deed, dan was ik er als de kippen bij om er in te springen en mee te rijden. Maar soms was dat een beetje een vergissing, vooral wanneer die koffer alleen maar open werd gedaan om er iets uit te halen.

Mijn nieuwe thuis was een groot huis met veel licht en dat deed best wel pijn aan mijn ogen. En er waren veel geluiden van deuren en kasten die open en dicht gingen, en voetstappen om me heen. Ik zocht een donker plekje achter de sofa. Dat voelde toch een klein beetje meer vertrouwd.

Maar na een tijdje leerde ik het daar allemaal beter kennen, en dat was best wel boeiend. Je hebt er geen idee van hoe raar mensen in mekaar zitten en wat ze allemaal uitvoeren. Ik heb vaak het gevoel gehad dat ze het allemaal niet goed begrepen, dus heb ik heel mijn leven hard mijn best gedaan om hen te begrijpen, want anders was het nog veel ingewikkelder voor me, en was er bovendien ook  helemaal geen contact mogelijk met die rare wezens.

Mensen zijn echt wel sukkels. Je mag al je soorten blaf bovenhalen, maar ze krijgen het maar niet geleerd wat wij honden daarmee willen zeggen. Mijn bazinnetje kon het gelukkig een klein beetje begrijpen. Zij wist toch tenminste al wanneer ik wilde zeggen dat er vreemden op ons terrein wilden komen, of wanneer ik te kennen gaf dat ik honger had, of wilde spelen, of wanneer ik aangaf dat het ergens pijn deed. Maar geef toe, het is toch triestig dat mensen nog altijd niet in staat zijn om onze taal te verstaan. Ze zijn te beklagen met die handicap.

Enfin, ik heb het snel begrepen dat het onbegonnen werk was om hen in mijn taal te onderrichten, dus ben ik maar beginnen luisteren en goed kijken en op die manier is het me toch gelukt om het belangrijkste van hun gekwetter te verstaan. Ik had bovendien niets anders te doen dan hen een ganse dag te observeren, want als het een beetje meezit als hond, dan moet je niet op zoek naar eten. Je krijgt het gewoon in je eigen schotel voor je neus gezet. Je moet dan wel tevreden zijn met wat je krijgt want veel inspraak is er niet bij. Ze snappen toch niet wat je bedoelt als je blaft.

Hoewel er ook wel manieren leken te bestaan om hen dingen aan het verstand te brengen. Zij bleken te begrijpen dat ik blij was wanneer ik met mijn staart kwispelde. Al waren er ook oenen bij die niet snapten dat kwispelen niet altijd hetzelfde betekent. Maar daar wilde ik het nu niet over hebben.

Ik leerde dat ze blij werden wanneer ze zagen dat ik blij was. Dus kwispelde ik wanneer ik lekkere dingen kreeg zoals de korstjes van de kaas. En ik kwispelde wanneer ze met mijn bal wilden spelen, dus kon ik ze op die manier een beetje conditioneren en naar mijn hand zetten.

(wordt vervolgd…..)