Neen, lieve lezer, ik zit nog niet aan mijn 75% mens, maar ik kan even goed proberen mijn gedachten op mijn PC te concentreren dan op dat rioleringsnet bij mij vanbinnen. Het zit hier te nijpen en te trekken en te duwen alsof ze daar in die donkere gevesten zelf niet goed weten welke kant ze op willen.
En niet weten wat ze willen, dat is hier in het ziekenhuis ook een beetje van toepassing. Ik kreeg op voorhand de goede raad om te bewegen van zodra het maar mogelijk is. Ons Annie is altijd gemotiveerd om advies op te volgen (als het ergens op slaat), maar nu zeggen ze ineens dat ik het misschien toch een beetje te bont maak en dat ik het rustiger moet aanpakken. Ja zég.
Maar voordat iedereen massaal ‘Ooh’ en ‘Aaah’ begint te roepen: het kan ook zijn dat mijn buik het plezant vindt om met toeters en bellen aan te kondigen dat de laatste geplogenheden der rioleringswerken eraan zitten te komen. De nabije toekomst zal het uitwijzen, en ik ga bij deze in geen enkel geval beloven dat ik jullie op de hoogte zal houden. We moeten het hier toch nog een klein beetje proper houden, hé.
Laat ik eens proberen te vertellen over de dingen die ik nog weet voor zover een mens dat soort dingen nog weet (zeg, Annie, ik weet niet zulle, maar als ge dat soort zinnen blijft schrijven dan gaan de mensen binnenkort beginnen te twijfelen aan de gevolgen van uw narcose).
In beknopte versie komt het erop neer dat ik vorige donderdag in de voormiddag het wondermiddel gedronken heb, netjes zoals afgesproken. Vervolgens zit ik met dichtgeknepen billen naast Herman in de auto, aan wiens gezicht ik zie dat hij zich schuldig voelt omdat we een paar kleinere files moeten trotseren. Den duts.
Bij de inschrijvingen moet hij het even van mij overnemen, want ik moet in alle spoed naar de dichtst bijzijnde sanitaire voorzieningen. Allez, denk ik bij m’n eigen, de estafette is begonnen.
Ik krijg weer een nette kamer met groen en rustig uitzicht, bed aan de vensterkant. Ik maak kennis met een jong meisje die een ontstoken cyste heeft in haar hals. Braaf kind, maar een moeder die zo dom is als het achterwerk van een koe aangezien ze daar een hele namiddag van 14 u tot 20u komt zitten hoesten en proesten en snotteren zodat de hele kamer vol microben hangt. Moest ik niet een beetje opletten met de ziektekiemen, meneer doktoor? En kan het dan zomaar dat jullie de teugels hier zomaar laten vieren in dat hospitaal?
En dan nog iets, meneer doktoor. Hoe zit dat met mijn dossier? Hoe zegt ge? Gewoon efkes verloren gegaan? Allez zeg? Gewoon ergens gelegd waar het niet zou moeten liggen? Welwel.
Uiteindelijk blijkt het de schuld van de verpleging van de vorige keer die mijn dossier gewoonweg op hun verdiep hebben laten liggen in plaats van het retour te zetten naar de dienst opname. Soit. Eind goed, al goed. Ik mag nu op mijn twee oren slapen dat ze mijn stuk darm eruit zullen pleuren en niet een stuk van mijn dikke teen afzetten.
Donderdagavond sluiten we af met een absolute topper: de astronautenvoeding bestaat ook in aardbeiensmaak! En ik weet niet of ze daar ook stiekem een slaapmiddel in gedaan hebben, maar ik heb in elk geval geslapen als een roos.
Zelfs in die mate dat het allemaal een beetje snel moest gaan die vrijdagochtend. En ik beken: daar heb ik dan wel efkes de track gekregen. Maar uiteindelijk werd ik al snel geanimeerd door de chirurg en zijn team. Lag ik daar onder die twee grote lampen en vonden ze niet beter dan daar een soort van theekransje houden rond die plank waarop ze me aan het vastbinden waren. Het had bijna iets gezelligs.
Ik mag hier geen oordelen vellen. Of toch? Ja natuurlijk mag ik dat. Ik weet alleen niet of het een juist oordeel is en of het terecht is. In elk geval heb ik wel even mijn wenkbrauwen omhoog getrokken van op mijn surfplank onder de spotlights toen de anesthesist me zei dat ik me even naar voor moest buigen omdat hij me een spuit in mijn ruggenwervel zou geven. Meteen daarop corrigeert de assisterende chirurge hem, zeggende dat dit niet klopte. Ahum???
Vervolgens prikt hij in mijn hand, maar ….poef… ader gesprongen. Ik heb het verder niet meer in het oog gehouden waar ze overal buizen en catheders hebben gestoken. Bij het ontwaken hebben we er een achttal geteld. We kunnen er dus van uitgaan dat het ergens toch moet gelukt zijn om dat vermetel vergif in mijn lijf te krijgen zodat ze hun ding konden doen.
Het mottige is dat ze zo’n drie-armig monster in mijn hals hebben geplugd. Knal. Gewoon direct in die fameuze ader waar ge de mensen kunt dood steken. Ze spelen hier graag vieze spelletjes. En weet ge wat nog veel viezer is? Ze hebben die driebuizige vriend gewoon vastgenaaid in mijn hals. De vuilaards! Ba ja, gewoon vastgezet met een steeksken of twee zodat het niet los komt.
Ons moeder deed dat ook wanneer iets niet mocht los komen toen ik kind was. Dan zei ze: kom, ik zal het vast maken met een steekske. Ik zou die mannen hun moeder graag eens tegen komen. Volgens mij hebben die dat beroep gewoon gekozen omdat hun moeder zo goed kon naaien. Volgens mij zitten mijn darmen nu vast met de kruiskessteek en is er misschien zelfs een bloemeke op geborduurd. Of de initialen van de chirurg. Kwestie van zijn marketing te onderhouden.
Ik moet hier straks nog iets vertellen over dat naaien. Eerst mijn ‘draad’ vasthouden.
Ik ben er zeker van dat Maddy, de verpleegster van de recovery, mij nadien liefdevol heeft opgevangen, net zoals ze ervoor had gedaan, maar eerlijk, het is allemaal een beetje in een roes aan mij voorbij gegaan. Ik weet alleen dat de chirurg me is komen vertellen dat ik eerst naar intensieve zou gebracht worden en dat ik waarschijnlijk de volgende dag (zaterdag dus) tegen de middag naar de kamer zou gebracht worden. En, zegt hij terloops langs zijn neus weg, het is lang weekend, dus ik kom pas dinsdag terug. Niet aantrekken. Mijn assistente is er, en bovendien was het een prima operatie zonder complicaties. In 2,5 uren zat het er al op. En ’t moet gezegd, ge had uw anatomie mee, hé.
Kijk, ik mag nog half in coma liggen, maar als ze zoiets zeggen, dan hoor ik dat wel en wat nog sterker is: ik onthoud het zelfs.
Senne, de verpleger op intensieve, heeft zorgvuldig over me gewaakt die nacht. En ik kan het weten want vlak voor mij hing de klok en ik werd een ganse nacht lang elke 5 minuten wakker nadat ik voor mijn gevoel een eeuwigheid in diepe slaap had gelegen. En wel dertig keer kwam Senne in en uit lopen om allerlei parameters te checken en om fuel bij te gieten waar het nodig was.
Over de invloed van die verdoving moet ik toch nog één en ander gaan opzoeken, want ik heb zo het lichtblauwe vermoeden dat er in dat spul meer spul zit dan je zou verwachten. Zo heb ik gemerkt dat ik niet alleen (blijkbaar gelukkig tijdelijk) mijn geheugen kwijt was, maar dat ik ook op een behoorlijk rare manier uit de hoek ben gekomen.
Niet dat ik mijn hand omdraai om raar uit de hoek te komen in normale omstandigheden, en daar dan op de koop toe ook nog eens mijn broek aan te vegen, maar deze keer vond ik het zelf gênant, en dat wil dan toch al iets zeggen.
Op intensieve zie ik plots vanuit het halfduister een verpleegster op me afduiken, die – alsof ze verschrikkelijke haast heeft – een plakker op mijn arm wil plakken. Ik moet dus op dat moment toch genoeg bij zinnen zijn geweest, want ik vroeg haar:
– ‘Wat is dat?’
– ‘Een nicotinepleister.’
Frustratie. Ik was niet in staat om mijn lijf te bewegen, zelfs niet om mijn hoofd te draaien, dus laat staan dat ik me kon wegtrekken. Dus heb ik maar meteen mijn ander wapen getrokken en gezegd:
– ‘Neen, ik wil dat niet. Ik hoef geen nicotine, en al zeker geen pleister. Ik heb daar niet om gevraagd en ik snap niet dat jullie me dat ongevraagd willen opsolferen.’
– ‘Ja maar ik heb de klever er nu al af getrokken. Ge moet het gij maar zelf weten, zulle.’
– ‘Hoe ik moet het zelf maar weten? Dat ge hem al afgetrokken hebt is mijn probleem niet. Ik ben bovendien allergisch voor nicotinepleisters, dus vergeet het maar dat daar overleg over is geweest. En reken maar niet dat ik er voor betaal.’
De verpleegster in kwestie – ik veronderstel dat het een verpleegster was, want wat zou een verzuurde heks op intensieve komen doen? – zei geen woord meer. Ze perste haar lippen op elkaar, draaide zich met een ruk om, en liep naar een andere verpleegster waar ze met veel ge-gesticuleer begon uit te leggen wat voor een verrot sujet ik wel was. (Ja ik geef toe, dat is mijn interpretatie, want ik heb helemaal niet gehoord wat dat mens daar stond te vertellen).
Nu zult ge zeggen: amai zeg, die Annie, dat is soms wel een rot stuk vreten. Maar dan hebt ge alles nog niet gezien. Het ergste komt nog.
Tegen de middag vervoert men mij terug naar de kamer. En wie zie ik daar zitten te snotteren? Jawel, de hoest-proest-mama. Daar werd ik echt niet vrolijk van.
Maar dàn……. dan gebeurt het.
Ik zie een spuitbusje op mijn nachtkastje staan. Ze hebben dat daar zomaar neergeploft. Waartoe dient het? Hoe moet het gebruikt worden? Wie heeft dat voorgeschreven? Allemaal vragen die door mijn dolle hoofd razen en die mij doen veranderen in een zwarte bizon die de stoom uit zijn grote neusgaten blaast.
Ik vraag dus beleefd, maar met de nodige strenge ondertoon wat ik te vragen heb. En ik had kunnen verwachten dat het antwoord van dat verpleegstertje alleen maar olie op het vuur was.
Neen, ze wist niet wie dat voorgeschreven had, en neen, ze wist ook niet waarvoor het diende, en neen, jammer, ze wist ook niet hoe je het moest gebruiken.
Ik heb daar iets uit mijn botten geslagen dat het al hetzelfde was als met die nicotinepleisters en dat ze er op die manier wel aan uit geraakten met hun kosten.
Vijf minuten laten lig ik te krimpen van de pijn. ’t Zal u leren om u zo op te fretten, Van Mulders. Slecht karakter dat ge zijt.
Maar voor mijn zieleheil: ik heb de volgende dag mijn excuses aangeboden. En vanaf daar ben ik weer de Grote Vriend van de verpleegsters geworden. Ik steek het heimelijk op de verdoving, dan hoef ik die verantwoordelijkheid ook weer niet meer te dragen. Goed van af.
En ja, die stomme sigaretten. Ik heb nu al vier pogingen gedaan om te roken en elke keer vind ik het smerige troep. Wat jammer toch, want vroeger heeft me dat altijd zo goed gesmaakt.
En nochtans hebben die pogingen behoorlijk wat moeite gekost hoor. Aangezien ik zelf nog niet in staat ben om meer dan drie meter te stappen ben ik dus afhankelijk van anderen om mij naar de rookruimte te begeleiden.
Ik wist uit vorige ervaringen dat er afdelingen zijn die met plezier mee gaan met de patiënten. Hier niet.
– ‘Neen, daar hebben wij geen tijd voor’.
Tja, dat is natuurlijk een argument. Maar niet wanneer de betrokken verpleegster zich vervolgens neerploft op mijn stoel, en ostentatief mijn gazet open slaat terwijl ze achteruit leunt om de grote titels voor te lezen voor haar collega. Op deze afdeling hebben ze nog heel wat werk aan hun consistentie.
En denkt gij nu dat ik mijn grote bek heb open gezet om die madam haar zeven waarheden te geven? Ba neen, ik heb gelijk een heilig deezeke gezwegen en braaf gewacht tot Herman of mijn zonen (met schoondochter) zo lief wilden zijn om langs te komen. Mijn dochter was niet beschikbaar want het kind had eindelijk eens de kans om er een weekendje tussenuit te piepen. Zij zou het ook gedaan hebben. Maar al de rest van mijn vrienden? Vergeet het. Die zouden die sigaret nog liever in mijn achterste steken dan me te laten roken. Och, ik neem het hen nog eens niet kwalijk. Ik zou het zelfs bijna lief gaan vinden (op voorwaarde dat ze een andere opening vinden dan daar).
Intussen zijn die rotpijnen in mijn buik wat gaan temperen door nog maar eens een halve kilo chemische verbindingen, maar ben ik wel beginnen te niezen als een allergische pruimelaar. Tijd dat ik weer wat recup neem.
Maar eerst moest ik nog iets vertellen over dat naaien.
Neen, blijkbaar naaien ze die darmen niet aaneen. Dat wist ik ook niet, tot ik vandaag de juiste uitleg kreeg. Ik heb op dat moment verschrikkelijk veel spijt gehad dat ik de uitleg heb gekregen want, manlief, ik heb me daar de slappe lach gekregen dat ik zelfs dacht dat mijn darmen het zouden begeven. Pijn dat het doet als ge lacht. Gisteren hadden mijn zonen mij ook al liggen met hunne zever, en vandaag dan weer de assisterende chirurg.
Zegt ze: Als we dan het stuk darm eruit gehaald hebben langs die grootste snee – dat is eigenlijk de keizersnee – dan moeten die twee stukken darm aan mekaar gemaakt worden. En dat kunnen we dus niet langs de buitenkant van de darm doen. Daarom steken we dus een nietjesmachine in uw gat en ploffen we een paar agraffen in die darmen.
Maar neen gij, ge gelooft dat toch niet! Ik bedoel: ze heeft dat niet op die manier gezegd. Chirurgen hebben het over uw rectum en over uw anus. Die gebruiken geen gore taal – althans niet op hun werk. Maar het is wel echt waar dat ze dat met een soort van nietjesmachine doen.
Allez, ’t is uwen toer om te lachen. Ik hoop dat het bij u meer deugd doet dan bij mij.
Tot blogs.