Categorie archief: HET ZIEKENHUIS: LAATSTE ETAPPE

HET ZIEKENHUIS: DE LAATSTE ETAPPE – Dialoog met het Lijf.

Ik probeer deze dagen de dialoog aan te gaan met mijn lijf. Niet gemakkelijk, dat taaltje dat ze daar spreken.

En, onder ons gezegd en ondanks dat ik altijd maar hoor zeggen dat ge uw lijf graag moet zien, weet ik niet of ik mijn lijf nu zo ’n sympathiek personage vind.

Ik zal u eens zeggen wat ik ervan denk. Ik vind het een eigenwijs en koppig persoontje, waarmee ge geen compromissen kunt sluiten, die ook niet duidelijk is in wat het wil, maar er wel in slaagt om u achteraf vierkant uit te lachen als het u begint te pesten. Smerig sujet.

Ik heb dus een nieuwe strategie bedacht.

Waar het gaat om de beperkingen die het lijf me oplegt is het vrij duidelijk. Dat is niet zo moeilijk. Het lijf zegt ‘Neen’ als het niet wil. Ik voel me niet geroepen om een sprongetje te maken, want het is evident dat mijn lijf dat niet wil.

Bij de onduidelijke dingen is het een kwestie van uit te proberen en af te wachten wat dat eigenzinnige lijf ervan denkt. Ik hoor het dan wel of het OK was of niet. Net een rotverwend joch waar je voortdurend de goestingskes moet van invullen.

Sinds gisteren ben ik begonnen met het experiment: ‘stop de pijnstillers’.

Echt jong, ze komen mijn oren uit. En op den duur vult dat slikken een mens zijn bestaan en zit ge daar op gefocust.

Ik kan het u wel vertellen: mijn lijf lijkt het redelijk OK te vinden. We beginnen zo stilaan een beetje vriendjes te worden.

Bovendien lukt het ook stilaan om weer wat piano te spelen en ik ga me deze namiddag als troostprijs eens aan het schilderen wagen.

Jawel, ge leest het goed, troostprijs.

Herman had sinds een eeuwigheid kaarten gekocht voor de opera in Antwerpen. Maar ge ziet van hier dat ik zo’n lange rit zou kunnen overleven, en laat staan dat mijn darmen daar midden in die voorstelling beginnen op te spelen. Ik zou het niet willen gedroomd hebben.

Ge hoort mij niet klagen. Het gaat hier alle dagen beter, en ik weet dat ik over afzienbare tijd mijn spieren weer mag gaan terughalen van waar ze nu naartoe zijn verdwenen. Dat wordt nog een hele opgave, maar ik zie het wel zitten.

Ik denk aan mijn lieve vriend die me enkele dagen terug liet weten dat hij de diagnose Parkinson heeft gekregen, en ik wou dat ik een toverstaf had om het ongedaan te maken. Want van alle mensen is hij degene die dit niet verdient. Ik zend hem pure golfjes positieve gedachten in de overtuiging dat het hem kan helpen.

Los van de kommer en kwel des levens zijn er ook mooie dingen. Zoals de fijne bezoekjes die ik mag krijgen van zoveel lieve mensen. Momenten om bij te babbelen, om herinneringen op te halen, om plannen te maken. En dan krijg ik taartjes en bloemekes. Mijn dochter maakte een heerlijke ovenschotel klaar, en ik heb een lieve vriendin die me een hele verhuis aan super lekker eten heeft gebracht. Man wat een verwennerij! Het is telkens een klein bommetje energie. Schoon.

Maar ’t schoonste is wel het bezoek van mijn kleinkinderen. Uitzonderlijk had ik ze nu eens alle drie tegelijk op bezoek. Feest!!!

Niks zo schoon als de ongekunstelde liefde van zo’n hummel. En ze doen het elk op hun heel bijzondere en persoonlijke manier. De kleine Roxan moet altijd eerst op temperatuur komen, maar leeft binnen de kortste keren op en voelt zich als een visje in het water bij oma. En dan gaat ze haar weggetje. Net haar moeder toen ze klein was.

De kleine Stef houdt zijn wildebras-zijn een beetje in, want zijn mama heeft verteld dat oma een beetje van de stevigheid kwijt is geraakt.

En Len, de oudste, die is geboren om de wereld te verbeteren en overal behulpzaam te zijn. Blijkbaar kon mama hem niet langer thuis houden want hij moest per se oma gaan ‘verzorgen’.

Hij komt naast me zitten en zegt heel bezorgd:

‘Oma, ik moet jou altijd zo missen’….

Slik.

‘Ik ook, manneke. Ik ook.’

Een mens kan zijn hart breken aan schone dingen. Ge moet daarmee opletten.

 

Fijne zondag allemaal!

 

 

HET ZIEKENHUIS : DE LAATSTE ETAPPE – Dolce Far Niente

Zo stilaan begin ik te leren vakantie houden zonder vakantie. Gewoon in mijn eigen huis genieten van de ledigheid van het bestaan. Ik wist niet dat ik het in me had, maar een mens is nooit te oud om te leren.

In mijn jonge jaren was een strenge opvoeding niet raar, maar zelfs mijn vriendinnen vonden dat het er bij ons thuis bijna tiraniek aan toe ging. Het zal u dus niet verbazen dat mijn programmering tot op oudere leeftijd voorschrijft dat ik overdag geen TV mag kijken, dat ik niet in de zetel mag hangen voordat de zon is ondergegaan en dat ik me moet nuttig maken.

Ik voel me nu precies een rebelse puber die een dikke vinger maakt naar alles wat ze indertijd in mijn systeem hebben geramd. Man, dat voelt nog eens niet zo slecht.

Anderzijds zijn er nog mijn genen die ook het een en het ander in de pap te brokken hebben, en die vinden het blijkbaar wel belangrijk dat ik iets beteken voor anderen, dat er creativiteit uit mijn systeem moet rollen, en dat ‘graag zien’ de motor is van mijn bestaan.

Anderen zijn belangrijk. Let wel, ik hou ervan om met mezelf alleen te zijn, maar ik moet wel weten dat er altijd die mensen zijn waarmee ik me verbonden voel. Dat voelt zo heerlijk warm vanbinnen.

En denk nu maar niet dat het daarmee allemaal manengeur en rozenschijn is (of was het andersom?) , want ik loop soms ook met mijn smoel tegen de muur als het om mensen gaat. Dan laat ik me meeslepen en zie ik pas nadien in wat voor een manipulatief spelletje ik ben getuimeld. En dat is iets dat een mens vooral ziet als ge zo eens in de shit of in het ziekenhuis bent beland. Gelukkig ben ik niet meer dat jong grut van vroeger die dan loopt te piekeren. Ik neem nu de vrijheid om af te sluiten en mijn weg verder te zetten zonder omkijken. Niks aan de hand.

Maar het is gelukkig uitzondering.

Ik heb het voorrecht om zoveel lieve mensen om me heen te hebben. En hebt gij dat ook dat ge uw vrienden in categorieën kunt delen?

Ik heb drie echelons.

De eerste categorie, dat is het hoogste echelon, en daar is het compleet volzet met mijn twee vriendinnen, die elk een heel andere maar toch een bijzondere plaats in mijn hart hebben. Het is onmogelijk om daar nog iemand bij te zetten, want die zijn gewoon een stuk van mijn leven en dat is niet meer in te halen.

De tweede categorie zijn die mensen waarmee ik die warme verbindingsdraad heb die van hart tot hart gaat. Dat zijn de ‘open boek’ mensen waarbij ik evenveel open boek kan en mag zijn.

En de derde categorie zijn gewoon de mensen die ik graag heb, en die rondcirkelen in mijn leven zonder voortdurend aanwezig te zijn, maar die toch ook wel een belangrijke rol spelen en die mij op een of andere manier beroeren. Maar voorwaarde is altijd de puurheid.

Ik heb nu tijd zat om stil te staan bij al die dingen, en ik ben plots ongehoord nieuwsgierig hoe andere mensen omgaan met hun vrienden en hoe dat voelt. Als ge u geroepen voelt om daar iets over te vertellen, laat het me dan weten.

Allez zeg, nu zit ik hier weer te zondigen tegen mijn blog-voornemens. Het moet luchtig blijven, Annie. Dit is geen filosofische blog. Doe dat op een ander.

Dus….

Vooraleer mijn valies en ik naar het ziekenhuis zijn vertrokken, had ik bonen gezaaid. En die moesten op een gegeven moment uitgepland worden.

Ik zei het al dat Herman zich intussen stilaan begint te ontpoppen tot een echte landbouwer, en hij heeft die bonen dus netjes in de tuin gepland, mét stokjes waartegen ze zouden kunnen opgroeien.

Maar hierboven – ik snap nog altijd niet goed wat die hun politiek is – vonden ze het weer plezant om ons een beetje te pesten, en ze hebben het die nacht eens goed laten vriezen zodat die bonenplantjes er de volgende ochtend allemaal grillig dood uitzagen.

‘Da’s niks, lieveke, ik zal er wel nieuwe zaaien.’

Zo gezegd, zo gedaan. Tegen dat ik uit het ziekenhuis kwam konden die nieuwe plantjes alweer in de tuin gezet worden.

En ja hoor. Deze nacht heeft het weeral eens gevroren en staan die sukkels weer zo dood als een pier nutteloos te wezen in onzen hof.

Het schijnt dat ge niet moogt vloeken tegen de ijsheiligen. Dat hebben wij wel gedaan, en dat zullen we geweten hebben.

Als mijn buik het toelaat zal ik er nog eens voor de derde keer zaaien.

Want die buik, dat is de spelbreker.

Ge hebt er geen gedacht van hoeveel ge uw buikspieren gebruikt voor dingen die helemaal niks met uw buik te maken hebben.

Piano spelen bijvoorbeeld. Of schilderen. Of een bord nemen uit de kast. Of uw kousen aantrekken. Of zelfs gewoon babbelen. Ge kunt het zo zot niet bedenken of die zitten er voor iets tussen.

Maar ’t begint te beteren. Ik kan al veel beter lachen, hoesten en niezen zonder dat mijn fantasie dan rare beelden ziet over de binnenkant van mijn bestaan.

Ik loop al bijna helemaal rechtop en heel soms kan ik lopen zonder mijn buik vast te houden. ’t Is waar jong, ik heb het gevoel dat de boel er gaat uitvallen als ik het daar niet vast houd.

Ge moet anderzijds niet denken dat het hier allemaal kommer en kwel is. Ik vind het zo immens plezant dat mijn bezoekers hier zo vanzelfsprekend aan zelfbediening doen. Mijn kasten en mijn spullen zijn plots gemeengoed geworden, en ’t is zot, maar ik vind dat nog leuk ook. Ik geloof dat ik in mijn volgend leven best wel zou kunnen gedijen in een commune. Hoewel… bij nader inzien misschien toch niet helemaal mijn ding. Ik weet niet hoever ze daar gaan met het delen van zichzelf.

De zon schijnt, lieve vrienden, dus ik hoop dat jullie er met z’n allen kunnen van genieten. In ons Belgenlandje is het de kunst om bij schoon weer al uw plannen in de vuilbak te gooien en te genieten van de zon als ze er is. En dat is precies wat ik ga doen. Al moet ik eerlijk toegeven dat er hier niet echt veel plannen zijn voor de komende dagen. Haha. Des te beter. Ik mag het nemen zoals het komt. Wat een luxe!

Een fijne dag aan allen!

 

 

HET ZIEKENHUIS: DE LAATSTE ETAPPE – het strafbankje.

De eerste dag alleen thuis. Dat moet lukken, en als zeker als ik merk dat Herman de vaatwas al heeft leeggemaakt voordat hij naar het werk vertrok. Maar wat een schat is dat toch!

Mijn ochtend begint met koffie en de ochtendkrant, en een ongewenste niesbui.

Niezen. Ge wilt het niet geweten hebben als uw darmen met nietjes aan mekaar hangen en uw spieren zijn doorgesneden. Ik heb op dat moment mijn fantasie niet in het gareel. Dan zie ik daar vanbinnen dingen open spetteren dat het niet schoon is.

Ik ben content dat ik alleen thuis ben, want Herman zou dat heel grappig vinden wanneer ik van die rare nies-geluiden maak die helemaal niet gelijken op nies-geluiden.

En weet ge waarom hij dat grappig zou vinden? Loontje komt om zijn boontje.

Hij was bij het skiën gevallen en had zijn ribben gekneusd. En op de koop toe kwam hij thuis met een verkoudheid. En elke keer dat hij moest niezen maakt hij zo’n geluid als ‘Aaahwoehheeee’. Ik kreeg daar de slappe lach van.

Het leven is hard en ge krijgt altijd lik op stuk voor al uw daden.

Verder gaat het voorspoedig. Dat wil zeggen dat ik me niet geroepen voel om stil te zitten.

Nog eens naar boven tsjokken, wassen, aankleden, bed maken. Vervolgens naar bijna dagelijkse gewoonte een uur met mijn dochter aan de telefoon hangen, het eten klaar leggen dat ik tegen vanavond wil klaar maken. En jawel, intussen hebben de kinderen geantwoord en kan ik ons weekendje boeken. Dat gaat heerlijk vlot.

En dan….

is het uit. Afgelopen. Pijn.

Gatver, gatver…

Neerliggen, Annie. Luisteren naar uw lijf. Ik vind mijn lijf veeleisend. Ik hou niet van veeleisendheid. Ik vind dat mijn lichaam zou moeten leren luisteren naar mij, maar zo werkt het blijkbaar niet. Alweer een leerpunt. Ik zal nooit oud genoeg worden om nog alles te leren waar ik niet goed in ben. Dus ik kom zeker nog eens terug. Noem het een herkansing, een bisnummer.

Misschien word ik in een volgend leven de zoveelste president van Frankrijk, of van Amerika. Of misschien word ik een hond met vlooien. Ik heb er geen idee van of ge hierboven een vinger in de pap hebt alvorens ze u terug sturen.

Het zou wel tof zijn mocht ik hier dan een paar bekenden tegen komen. Dat wil zeggen dat ik hoop dat jullie ook nog het een en het ander te leren hebben en dat jullie ook een bisnummer krijgen.

Enfin, voorlopig zullen we eerst afmaken wat er nu op ons bord ligt. En nog wat pillen slikken in afwachting dat mijn commandant-lichaam beslist dat ik nu braaf genoeg ben.

Geduld. Zucht.

Geniet van jullie mobiliteit. Een mens beseft het te weinig wanneer het goed gaat, maar ’t is een voorrecht. Pak het vast!

HET ZIEKENHUIS : DE LAATSTE ETAPPE – Alweer een kilometer…

Ik had me nog net op de valreep voor mijn operatie een flodderbroek gekocht, en die komt nu perfect van pas om ‘aangekleed’ rond te lopen. Moreel gezien maakt dat een heel verschil met een pyjama van ’s morgens tot ’s avonds.

Ons Annie zit hier dus fris gedoucht te blinken in de flodderbroek. Met een aperitief binnen handbereik. En zeggen dat mijn ex vroeger zei dat ik niet in staat was om te genieten van het leven. Ba neen, niet zolang hij geen poot uitstak natuurlijk. Haha. Mijn vrijheid begint waar de jouwe eindigt, hé. Kwestie van een gezond evenwicht te houden.

Ik heb een heerlijke nachtrust gehad en voel me vandaag al weer vijf centimeter kwieker dan gisteren. Als het aan dat tempo voort gaat, dan loop ik volgende maand de marathon.

Hier staat ‘De zevende dag’ op. Leuk om al die politiekers te horen discussiëren over non-issues. Hoog tijd dat ze een examen inlassen vooraleer mensen zich kandidaat mogen stellen als ze in de politiek willen gaan. Een minimum aan gezond redeneringsvermogen is toch een must, vind ik. Helaas.

Nu zitten ze met cijfertjes te gooien en te toveren rond pensioenen. Er is ongelijkheid tussen mensen die gewerkt hebben en werklozen.

Is dat nu zo moeilijk? Geef toch gewoon iedereen hetzelfde pensioen. En dan wel eentje dat toereikend is om ook desgevallend een home te betalen. Ambtenaren moeten niet meer krijgen dan iemand die werkte, en een werkloze moet niet minder krijgen. Oud zijn is voor iedereen hetzelfde.

Ik kan er hier nog een heel bos over opzetten, maar dat ga ik niet doen. Want ik vind zelfs dat we het voorbeeld zouden moeten volgen van sommige andere landen waar iedereen hetzelfde minimum inkomen krijgt en waar men dus kan kiezen om daarnaast al dan niet te werken. En dergelijke polemiek zou ons tot ver kunnen leiden.

Maar – ik heb het al eerder gezegd en ik heb al eerder gezondigd – deze blog is er niet om de ernst der mensheid te onderstrepen. Wel integendeel: het gaat om de luchtigheid van het bestaan. Laat ons dat zo houden.

Ik heb mijn lieve Herman net instructies gegeven hoe hij de sla moet uitplanten. Want hij is vol goede wil, en gelukkig ook leergierig. Hij weet alles over zwaartekracht en ingenieurs-dinges, maar een simpele sla in de grond poten behoorde tot hiertoe niet tot zijn repertoire. Hoe plezant is da.

En ik had al aangekondigd dat ik grootse plannen ging maken voor de nabije toekomst, en daar heb ik me dan ook heel consequent aangezet. De reisplannen met Herman, die lopen als een trein, dat is geen probleem. Maar nu wil ik ook een weekend organiseren met mijn kinderen en mijn kleinkinderen, maar dat is een ander paar mouwen. Naar het schijnt zit dat jong geweld voortdurend op hun GSM en op sociale media, maar als ge een antwoord op uw mail wilt, dan moet ge wel wat geduld hebben.

….

Die puntjes, dat wil zeggen dat ik een pauze heb ingelast. Zoals het een oude-van-dagen betaamt heb ik mijn middagdutje gedaan en me onledig gehouden met het lezen van nog maar eens een thriller. Vergis u niet. Ik lees tussendoor ook nog eens iets anders. De gazet bijvoorbeeld. Of nu ook de Feeling en de Flair die ik in het ziekenhuis heb gekocht maar nog niet had opengeslagen. En – opgelet – tussendoor ook de Nag Hammadi Geschriften. Dat zijn die oude schrijfsels die ze teruggevonden hebben en die de Bijbel en andere gelijkaardige heilige dingen voorafgaan. Heel interessant om te ontdekken wat voor een troep ze er in het Vaticaan van gemaakt hebben.

Herman is naar de Brico. En ik stikjaloers. Het komt tegenwoordig bij mij over als een exotische trip als ge naar de Brico kunt. Ik kan mijn kot niet uit. Gekluisterd en geketend. De komende weken zal ik veilig thuis vertoeven, met de pot binnen handbereik, want die machienerie van mij is nog altijd op tilt geslagen. Ik zou daar heel grappige dingen kunnen over schrijven, maar die bewaar ik voor Herman. We lachen hier wat af. En het plezante is dat het elke dag minder pijn doet als ik lach.

Ik heb ook tegen Herman gezegd dat ik plannen heb om me eens toe te leggen op het online shoppen. Hij bekeek me alsof ik een buitenaards wezen was en vroeg of ik eerst ging plaats maken in mijn kleerkast.

Ah neen, dat kan ik nu niet. Dat is te zwaar werk momenteel.

En nog iets: ik ben er helemaal uit geraakt. Ik ga een elektrische fiets kopen. Deze keer een blik alsof ik pas uit de psychiatrie ben ontslagen. (Lieveke, het was wel mijn buik, hé, niet mijn koppeke).  Ja jong, met dat nieuwe mobiliteitsplan in Gent zie ik het niet zitten om daar met de auto naartoe te gaan, en met het openbaar vervoer doe je er veel te lang over. En ’t is beter voor het milieu en al zeker voor mijn conditie.

Case gesloten. Annie heeft het pleit gewonnen. Herman gaat daar eens werk van maken om het juiste model te bepalen. ’t Is ne schat, maar ge moet weten hoe ge hem aanpakt.

Elke vrouw die dit leest zal beamen dat ze wel weet hoe ze haar eigen man aan haar gelijk moet krijgen. En ik ben ervaringsdeskundige.

Seffens zet ik mij achter het kookfornuis. Mét stoel en mét assistentie van Herman. Potten uit de kast halen lukt nog niet. Iets op een hoog schap nemen lukt ook niet. Maar een kieken kruiden en op een knopke drukken om het vuur aan te zetten, dat ligt al in mijn mogelijkheden. Vervolgens krijg ik forfait voor het afruimen, en dat vind ik een ware luxe. Gewoon van tafel naar de luie zetel.

Ge ziet, we hebben ons evenwicht hier al behoorlijk gevonden. Ik steek de was in, en Herman haalt hem uit. Ik plooi. De strijk, die zal hier nog een paar weekskes blijven liggen, maar Herman heeft een stapel hemden in de kast liggen waar ge tot aan volgende winter mee toekomt. Wat zit die eigenlijk te zagen over mijn kleerkast?

Och, overeenkomen is niet moeilijk als ge mekaar maar het licht in de ogen gunt, en daar mag ik hier niet van klagen.

Tot blogs.

 

 

HET ZIEKENHUIS: DE LAATSTE ETAPPE – thuis komen.

– Moeke, zoudt ge geen ziekenhuisbed in uwe living zetten?

– Mams, ge zoudt beter een rollator gaan halen bij de ziekenkas.

– Mamsie, gaat ge ’t ons echt zeggen als we kunnen helpen?

Ik ben vereerd dat ik zo op handen wordt gedragen door mijn kinderen. Maar neen, geen rollator, en al zeker geen ziekenhuisbed. Ik wil me niet zieker voelen dan ik ben.

Ik heb het ziekenhuis de rug gekeerd. Behalve nog een controle aan het einde van de maand, heb ik me voorgenomen om daar niet zo gauw meer over de vloer te komen. Het was een avontuur, en het was er goed vertoeven, maar nu ben ik het wel beu.

Maar vergeten doet een mens zoiets niet, en ik zou het niet fair vinden mocht dat in één richting gebeuren. Ik heb er dus voor gezorgd dat ze het zullen geweten hebben dat daar ooit een zekere bloggende Annie voor een tijdje haar tweede residentie heeft gehad.

Hoe doet ge dat? Ge geeft de mensen een schilderij, en dan durven ze niets anders dan die op te hangen. Mocht één van jullie ooit eens zijn darmen in de knoop hebben, dan kunt ge daar waarschijnlijk een stuk geschiedenis zien hangen.

Het had schoon geweest had ik iets met darmen geschilderd, maar dat gaat allemaal zo rap niet, en het is – bij nader inzien – toch ook niet zo apetijtelijk, dus zijn het de handen geworden.

Want zeg nu zelf, om zo een huzarenstukje uit te halen van een mens letterlijk binnenste buiten te keren, daar moet ge wel speciale handen voor hebben.

En daarmee heb ik thuis weer plek om iets anders te hangen. Het is wel een probleem als ge schildert, want waar moet ge er overal mee blijven, hé.

Enfin, ik ben dus thuis geraakt. Inderdaad: slef-slef.

Hebt ge dat al eens voor gehad dat ge thuis komt en dat ge u direct op een stoel ploft? Ik niet. Best een zotte ervaring. Maar lang heeft dat zitten niet geduurd. Ik kon het niet laten om toch maar sla beginnen te kuisen (ja zeg, ik had honger en Herman had gezegd dat we biefstuk-friet zouden eten).

Maar langer dan drie minuten kan ik niet blijven recht staan, dus dan maar een stoel bij geschoven. Ge moet dat eens proberen, sla kuisen terwijl ge op een stoel zit.

En dan te zwijgen over de commentaren van mijn levensgezel. Die had er zich op ingesteld dat hij het roer hier zou overnemen, maar dat was buiten de waard gerekend. Ik heb het allemaal schoon in de war gestuurd.

– ‘Ja maar, gaat gij nu eten maken of doe ik het?’

Kijk, iedereen die Herman kent weet dat het onmogelijk is om hem kwaad te krijgen. Maar als hij dàt zegt, dan moogt g’er zeker van zijn dat hij het op zijn hespen heeft.

Och, we hebben er zelfs niet moeten over discussiëren. Mijn lieke was rap uitgezongen na die sla.

En tot mijn grote vreugde ben ik s’ avonds zelfs de trap opgeraakt, op verticale wijze, en niet schuivend op mijn billen zoals ik me had voorgesteld.

Het leven kan schoon zijn.

Herman is gisteren nog een paar kilo pijnstillers gaan halen bij de apotheker. Kwestie van mijn maag naar de botten te helpen. Want waar ga ik anders nadien over klagen als mijn darmen weer in orde zijn?

Voor de rest doe ik – zoals gezegd – mijn best met nutteloos te wezen. Het is niet gemakkelijk, maar het zal wel wennen. Ik maak grootse vakantieplannen, en organiseer alvast weekendjes en uitstapjes op langere termijn. Dat moet lukken.

Herman heeft vanmiddag een spiegelei voor me gebakken. Luxe. En ’t was nog lekker, ook. Eieren krijgt ge niet in het ziekenhuis. Of toch wel. Ik hoorde iemand vertellen dat ge wel een vacuüm verpakt hard gekookt ei kan krijgen, maar ge moet opletten dat ge het niet laat vallen, want dan blijft het botsen. Liever niet, dus.

Als ge er tegen kunt dat ik in kamerjas rondwaar, dan is bezoek heel welkom. Ik heb het excuus dat ik niets rond mijn schijnbaar zwangere buik kan verdragen om me niet te moeten aankleden. Weeral luxe.

De koffie moet ge zelf zetten en de koekskes moet ge zelf uit de kast halen. Maar er is voorraad genoeg.

Tenzij ik ze zelf allemaal opeet natuurlijk, want ik veeg mijn voeten aan de kilo’s die erbij komen. Na drie dagen zonder eten of drinken is de teller weer gezakt.

Hoewel….

Ik moest daar op die balans gaan staan en weet ge welk cijfer er toen verscheen? 137!!! Jawel, ge leest het goed. En bij de tweede poging bleef dat nog altijd hetzelfde. De verpleegster zag ook wel dat er iets niet klopte. En ja, dat ding stond op Lbs (de ponden dus).

En nog iets dat geslonken is. Ons Tineke had het al eens uitgeroepen:

– Ma, gij zijt percies gekrompen.

En bij het pre-operatieve onderzoek, waarbij ze ook willen weten hoe groot ge zijt, bleek inderdaad dat ze gelijk had. Ik ben verdorie vijf centimeter kleiner geworden. Potdekke jong, seffens moet ik nog op een ladderke staan om mezelf in de ogen te kijken in de spiegel.

Enfin, zolang mijn hersens nog niet te veel krimpen vind ik het niet erg.

Ik ga me in de zon placeren. En ik hoop dat jullie hetzelfde doen vandaag.

Tot blogs.

HET ZIEKENHUIS: DE LAATSTE ETAPPE – De eerste dag van de rest van mijn leven.

Bedankt, mijn lieve vrienden, voor alle goede raad. De kogel is door de kerk. Mijne knop is omgedraaid en morgenavond gaan mijn valies en ik weer naar huis.

Home sweet home.

Ik probeer dus te aanvaarden dat ik niet zal kunnen doen wat ik zou willen doen, ik zal er mij bij neerleggen dat ik voor een tijdje de calimero in mezelf moet laten spreken, en ik zal mijn best doen om mijn dagen zo nutteloos mogelijk door te brengen. Met een beetje goede wil moet dat wel lukken.

En niets houdt me tegen om grootse plannen te maken tegen de tijd dat ik me weer Hercules voel.

Want dàt is wat ik wel zeker weet: ik hoef vanaf hier geen ziekenhuizen meer. Ik heb het gehad. Mijn abonnement is op. Ge moogt mijn volle bonuskaart hebben voor wie geïnteresseerd is.

Het stoute stukske Annie (wat niet hetzelfde is als het stukske stoute Annie, hé Johan) is eruit. Dat kan me dus niet langer de duvel aan doen. En voor de rest voldoet mijn lijf meer dan wat gemiddeld mag verwacht worden met dat cijfer op de teller. Mijn kar zal nog wel efkes blijven rijden. Daar gaan we van uit.

En dan ga ik eindelijk eens écht met pensioen, en niet zoiets halfslachtigs zoals het tot hiertoe is geweest.

Hoewel – voor wie het niet wist – ik elke dag toch nog wel een paar uurtjes aan de mail zit met gewezen patiënten. Ik heb er zelf deugd aan om toch nog een beetje te kunnen helpen. Het verbaast me nog altijd dat er zoveel psychologen zijn die denken dat ze de psychiater moeten uithangen die enkel maar vragen stelt en luistert. Mensen zitten daar doorgaans niet op te wachten. Mensen van deze tijd willen vooruit, ze willen tips en eye-openers om door hun blinde vlek heen te boren. Ze willen daadkracht en energie. En gelijk hebben ze.

En ik geloof dat ze het er hierboven om doen: ze sturen altijd mensen op mijn pad die naar me toe worden gezogen als een magneet. Hier was een jong dametje op de gang hiernaast die een eerder zeldzame compulsieve stoornis vertoont. Ze roept namelijk te pas en te onpas een ongecontroleerde kreet. En neen, het is geen Tourette voor wie dat mocht opwerpen. Ik kon het kind er op die korte tijd niet van af helpen, maar ik weet zeker dat ze nu hoop in haar sjacoche heeft.

Maar deze blog heeft niet de bedoeling om dit soort van ernstige praat de wereld in te sturen, dus laat ik dan maar de koers wijzigen.

Ik heb hier weer heel wat mogen leren. In de apenkooi hadden ze het over de ziekenhuizen in de omgeving, en ik wil u deze wetenschap niet onthouden, al sta ik niet garant voor de echtheid ervan. Maar het zijn wel allemaal doorleefde verhalen.

Blijkbaar moet ge in Maria Middelares zijn voor de beste oncoloog, maar ge moet er wel bijnemen dat het een hark is als het om emotionele intelligentie en om communicatie gaat. Hij blijkt bot, geeft geen informatie en is onvriendelijk, maar hij kent zijn vak als de beste van kilometers in het rond.

En in het UZ Gent kunt ge maar beter niet zijn. Dat blijkt een fabriek te zijn waar het allemaal moet vooruit gaan en waar ze er niet erg mee inzitten om u als object te bejegenen. Een mevrouw had daarover ook een anekdote. Die moest voor haar operatie een infuus krijgen, en dat lukte van geen kanten. Ze zat helemaal doorprikt en ze was het zat om telkens al haar aders te laten springen, terwijl ze daar tijd stonden te verliezen want ze moest onder het mes. Op een bepaald moment zei ze:

– ‘Kom, geeft hier, die naald, da’k het zelf doen’. Ze heeft de boel er gewoon zelf in geploft.

Tja, ge neemt het maar voor wat het waard is. Ik was er niet bij.

Als afsluiter nog maar eens een woord van lof aan mijn gelegenheidsbeenhouwer. Hij heeft me wel mishandeld, maar ik ben hem eeuwig dankbaar voor het snijwerk dat hij heeft verricht. En een merci aan de verpleging, al moet ik eerlijkheidshalve erbij zeggen dat er hier en daar toch wel eentje tussen zat die ik soms in mijn fantasie achter het behang heb geplakt.

Niet te vergeten: ook een dikke merci aan ons Belgenland met het fantastische stelsel van sociale zekerheid. Ik voel me gekoesterd in een dergelijke maatschappij. Ze mogen ervan zeggen wat ze willen.

En als ik hier het verhaal hoor van een man die hier elke zes weken een drietal dagen moet komen doorbrengen om een aantal fleskes door zijn aders te laten stuwen die 150 Euro het stuk kosten…. en hij vertelde er dan bij dat hij aan het begin van zijn ziekte gedurende 10 dagen 35 van die flesjes per dag moest doorspoelen, dan is de rekening rap gemaakt. Niemand kan dat betalen als we niet solidair zijn met elkaar. En het kan ons allemaal overkomen. Laat ons maar blij zijn in ons apenland.

En last but not least mijn genegen en welgemeende dank aan al mijn lieve vrienden van dichtbij en van veraf. Ik voel bij elk van jullie een warm draadje dat onze harten verbindt. Echt waar.

Die verbondenheid is de motor van mijn bestaan, de mazout van mijne moteur, de plomb van mijn energie en de Roundup tegen het onkruid van het pessimisme.

En…..

Ik ga mijnen Herman verstikken onder mijn liefkozingen, ik ga mijn kinderen zo hard knuffelen dat ze hun ribben breken en ik ga mijn kleinkinderen verwennen dat het de rotste stinkerkes in de wijde omgeving worden. (maar nee gij!)

En ik hoop dat gij en ik, lieve lezer, het warme draadje nooit van ze leven doorknippen.

Mogelijk zal ik in mijn komende lege dagen nog wel wat bloggen. We zien wel. Maar dat is geen voorwaarde om mekaar te horen of te zien, dat weten jullie wel.

Morgenavond heb ik iets te vieren. Juist: de eerste dag van de rest van mijn leven.

Lectori Salutem.

 

HET ZIEKENHUIS : DE LAATSTE ETAPPE – Oplevering der werken.

Dat krijgt ge dan als ge u opstelt als een zelfstandig denkend wezen: dat ze u ook behandelen als een zelfstandig denkend wezen! En in een ziekenhuis komt dat heel onverwacht en onwaarschijnlijk over.

Ik heb hier al lovend en eerbaar gesproken over de jonge chirurg die me al deze miserie heeft aangedaan, en ik ben hem er heel dankbaar voor. Hij heeft mij ook altijd als ‘vol’ aanschouwd en bejegend. En toch vond ik het bijna schokkend dat hij mij gisterenavond vroeg wanneer ik van plan was om naar huis te gaan.

Comment? Zegt dat nog eens?

– ‘Hewel ja, ik laat het aan u over om te bepalen wanneer ge naar huis wilt.’

– ‘….meent ge dat nu?’

– ‘Ge evolueert beter dan de gemiddelde patiënt, en ik zeg niet dat ge hier direct naar huis moet, maar moest ge mij morgen zeggen dat ge overmorgen naar huis wilt, dan krijgt ge mijn zegen. Ge moet het maar zelf een beetje aanvoelen. Ge zult in elk geval thuis lekkerder eten hebben dan hier, en meer op uw gemak zijn.’

Amai mijne frak. Krijgt dat op uw dak.

En ik die dacht dat ik hier nog minstens een week de gehandicapte kon uithangen. Vergeet het.

Mijn grijze massa heeft de verbazing snel weggewerkt en is mee gestapt in de wereld van volwassen overleg.

– ‘Awel meneer doktoor, als de door u aangepakte nieuwe riolering weer in werking is gesteld gelijk het zou moeten, en als die verdomde pijn een beetje wil temperen, dan wil ik daar gerust nog eens over discussiëren.’

– ‘Als dat voor u de twee criteria zijn, dan hebben we een deal.’ zegt hij.

Blijkbaar moet ik me die pijn niet aantrekken (ge moet mij eens uitleggen hoe ge dat doet: pijn niet aantrekken), gewoon pijnstillers nemen. En het kalmaan doen. Goed luisteren naar uw lijf om te zien wat het aankan. Die pijn dat is omdat we die spieren helemaal hebben opzij moeten trekken om die darm eruit te halen, en we hebben er ook een deel van doorgesneden. Aye!

Denk….denk….denk…. ’t Is lastig wanneer ze zo een denkzaadje in uw hersens planten. Dat begint daar te groeien en te groeien tot het een hele boom is en dan is er geen plaats meer om aan iets anders te denken.

En het is alsof de duivel ermee speelt, maar van de slag begonnen die riolen daar ineens te rommelen en in gang te schieten.

Het doet me denken aan ‘den bouw’. Als de datum van oplevering nadert, dan blijkt ineens ook alles mogelijk en gaat alles ineens razendsnel vooruit. Kwestie dat ze de factuur kunnen maken.

Mijne cent is gevallen. Ik snap nu wat ze bedoelden dat ik één tot drie maanden thuis zou moeten revalideren. Ik had daar zo een vaag idee over in de zin van: ik zal wel mijn huishouden doen en tussendoor een beetje uitrusten. Maar dat is dus ijdele hoop. Ik ga de volgende weken (of maanden? Lieve God, neen hé) sloffend door het leven mogen gaan.

Lekkerder eten? Ik geloof niet dat ik in staat ben om in een pot te staan roeren.

…… zonet kwam de assistente van de chirurg hier binnen. Ik legde haar mijn hersenspinsels uit en ja hoor, ze beaamt ten volle dat ik mijn knopke verkeerd had afgesteld. Vergeet voorlopig elke actie die verder gaat dan slef-slef.

Het heeft dus geen zin dat ik hier blijf wonen tot Sint-Jutemis. Beterschap is een lange termijn woord.

Cursuske ‘geduld’ nodig Annie?

Ik zal in de loop van de dag nog wel eens bloggen, mannen, maar nu moet ik eerst een sigaret hebben. Het kan me niet schelen dat ze niet zal smaken.

En ik moet de ontregelde knop eens doornemen met mijnen Herman.

En ik ben heel benieuwd hoe jullie dit zouden aanpakken moesten jullie in mijn plaats zijn. Laat eens horen.

HET ZIEKENHUIS : DE LAATSTE ETAPPE – Mobiliteitsplan

Ik zal er niet over uitweiden, maar ’t was weer een luizige nacht met pijn en zweten. Uiteindelijk hebben ze me dan maar van die pillen gegeven in de vorm van een zware voorhamer waarmee ze op je kop kloppen en waarvan je de rest van de tijd buiten westen zijt.

Vanmorgen zijn ze nog maar eens bloed komen trekken. Ongelooflijk hoeveel dat ziekenhuis hier al van mij zomaar heeft weggenomen. En die vinden dat normaal  zulle, die generen zich daar niet voor. Die vragen zelfs niet of ik het goed vind. Ze pakken wat ze nodig hebben. Ze hebben nu al een stuk van mijn darm en liters bloed. Jaren terug hebben ze al eens een eierstok weggenomen. Niet dat het toen nodig was bleek achteraf, maar ze hebben het toch maar gedaan voor de zekerheid.  Wat hebben ze nog nodig in hun verzameling dat ik zou kunnen bieden?

Het voordeel van draad- en buisjesloos te zijn is dat ge dan kunt douchen. Zaligheid. En het was nodig, want gisteren was ik in staking gegaan. Ze hadden me beloofd dat die driedelige draad uit mijn hals mocht na het ontwaken, maar toen kwamen ze ineens op hun beslissing terug en moest ik wachten tot de dokter nog eens langs kwam. Poeh.

– ‘Kunt gij u zelf wassen mevrouw?’

– ‘Neen, ik was mij niet zolang die draad nog in mijn nek steekt. Ik ga in staking.’

Die verpleegsters vonden dat blijkbaar plezant. Ik geloof dat ze niet veel van dit soort koppige patiënten in huis krijgen.

En toen ze dan uiteindelijk die rotzooi er toch uit hadden gehaald, toen had ik geen goesting meer om me nog te wassen. Het was dus hoogdringend dat ik vandaag eens een dubbele portie douche nam.

Ik voel het ook een beetje als sociale verplichting, want sinds vanmorgen heb ik er een nieuwe buurvrouw bij gekregen. Een lieve oudere dame wiens schildklier er moet uitgehaald worden. Zo meteen komen ze haar halen en dan zal ze waarschijnlijk vervolgens ook een nachtje op intensieve moeten doorbrengen.

Sinds gisteren laat ik hier regelmatig mijn billen zien aan iedereen die erom vraagt. Ze hebben er weeral moeite mee om te geloven dat die Clexane (de rotzooi die ze inspuiten omdat je geen phlebitis zou krijgen) bij mij ongevraagde bijwerkingen geeft. Een paar dagen na de inspuiting komt er plots een rode vlek tevoorschijn, en daarop komt dan één of meerdere blazen die jeuken als de pest.

Mijn ziel, geest en lijf zijn samen een hecht team. Die vinden alle drie dat we geen chemische troep moeten hebben en dan vormen ze een serieus front tegen alles en iedereen die daar anders over denkt. Mijn ziel zorgt ervoor dat mijn moraal goed genoeg is om zelf die genezing in te zetten, mijn geest ontpopt zich tot een niet geziene assertieve aanvaller die ge allicht niet vergeet, en mijn lijf toont zijn grote gelijk door bubbels, vlekken, zwellingen, en andere fraaie verschijnsels te toveren voor wie overtredingen begaat.

En hoe duidelijk ik het voor mezelf altijd wel weet, toch trap ik meer dan me lief is in de val van mensen die het allemaal beter menen te weten.

Toen ik gisteren met mijn rolwagen op mijn trage tempo mijn kamer inreed, stond daar een dame die me een volle minuut stond aan te gapen. Ze blijkt de kinesiste te zijn.

– ‘Bent u rolstoelpatiënte, mevrouw?’

– ‘Heu, neen zeker? Of wel? Het ligt eraan wat ge daarmee bedoelt.’

– ‘Voordat u naar het ziekenhuis kwam, zat u dan ook al in een rolstoel?’

– ‘Ba neen, ik heb dat hier voor het eerst ontdekt en het is een gemak voor de lange afstanden.’

– ‘Maar mevrouw, het is de bedoeling dat u bewéégt, hé!’

– ‘Ja maar, ik bewéég wel hoor. Ik doe niets anders dan op en neer wandelen, ik was mezelf, ik behelp mezelf met alles, ge moet niet denken dat ik mijn dagen doorbreng in die rolstoel.’

Maar of ik dat nu tegen de muur zei of tegen die madam, dat bleef helemaal gelijk.

– ‘Kom, ik ga met u de gang eens op en af lopen.’

– ‘Als ge dat graag doet, dan wil ik dat gerust doen voor u. Ik heb hier alle tijd van de wereld. En gij ook precies.’

Ze hangt mijn drie zakken vloeistof aan eens staander en dan biedt ze me haar arm aan.

– ‘Neen, dank u, ik hoef uw arm niet. Ik sta stevig op mijn benen. En ik kan die staaf ook zelf wel voort duwen hoor.’

Maar dat liet ze me niet toe. Waarschijnlijk zou ze dan helemaal het gevoel gehad hebben dat ze zinloos bezig was.

Wanneer we na die op-en-af terug op de kamer komen zegt ze betuttelend:

– ‘ziet ge wel, dat ging goed he. Ge moet dat alle dagen doen hé mevrouw.’

– ‘Maar ik doé dat alle dagen.’

Neen, dat heeft ze weer niet gehoord.

Ik hou van mensen, maar dit is het soort waar ik toch echt moeite moet voor doen. Dat geef ik eerlijk toe. Dergelijk gedrag getuigt van zoveel zelfingenomenheid en eigen waarheden dat ik telkens het gevoel heb tegen een lege en dichtgeplakte kartonnen doos te praten.

Bent u rolstoelpatiënte? Allez zeg, ge moet mij eens vertellen wat de definitie is van een rolstoelpatiënte. Is dat iemand die altijd in zo’n stoel met wielen zit? Of zijt ge het ook als ge 1 dag in zo’n ding zit?

Schaf dergelijke woorden toch af, mensen.

In elk geval heb ik me toch maar weer laten doen en ben ik de rolstoel netjes gaan parkeren bij de anderen. Ik ben vervolgens zonder enige ondersteuning naar beneden gegaan, en toen ik terugkeerde meende ik dat ze me met een vuilblik en stoffer van de grond zouden mogen schrapen. En pij-ij-ij-ijn!

En dan zegt de hoofdverpleegster:

– ‘Maar mevrouw, ge moet wel meer rusten hé. Ge zijt echt wel een beetje te actief bezig.’

Gisterenavond heb ik dan een rollator gekregen. ’t Is toch plezant zulle, om al die dingen nu al eens uit te proberen. Dan weet ik tenminste al hoe die dingen werken tegen dat mijn lijf het helemaal laat afweten.

Maar, ’t wilt weer lukken, met die rollator was er wat mis. De verpleegster excuseerde zich ervoor. De rem stroefde een beetje zodat die een voortdurend brommend geluid maakt. Ik vind het niet erg. Integendeel, dan moet ik niet claxoneren als ik de mensen voorbij raas. (haha).

De mensen kijken wel allemaal om als ze me horen afkomen. Zo ook dat verpleegstertje hier op de gang. Ze bleef staan kijken en vroeg zich af wat er schortte.

– ‘Blijft hij haperen?’ vroeg ze.

– ‘Neeneen, het is een elektrische. Die maken zo’n geluid.’ zeg ik.

– ‘Ooooh, maken ze die nu ook al elektrisch? Dat wist ik niet. Het is de eerste keer dat ik dat zie.’

– ‘Ja ’t zal wel. Maar neen, kinneke toch, hij maakt gewoon lawaai. Dat is helemaal geen elektrische!’

– ‘Och god, wat ben ik toch naïef!’ beklaagt ze zichzelf.

Maar ik vind het schoon als mensen naïef zijn. Dat is pure onschuld.

 

Tot de volgende!

HET ZIEKENHUIS: DE LAATSTE ETAPPE – Draden ontkoppelen.

Ik had me nochtans gezworen het roken op te geven, want al mijn pogingen ten spijt blijven sigaretten een smerige bedoening. Ik snap niet hoe dat komt.

Waarom ik dan toch weer besloten heb om nog een keer de sprong te wagen? Och, ik heb weer eens zo’n chagrijnige nacht achter de rug. Kotsmisselijk en deze keer met koorts erbovenop.

Allez…koorts….?

Kijk, als ons Tineke dit leest, dan geeft ze me zeker en vast voor 100% gelijk.

En ik zal u er direct bij vertellen waarom: die haar lijf is precies een cloon van het mijne, dus dat is altijd handig als er iets aan scheelt, want dan moet ge enkel maar eens gaan kijken bij de replica en ge zijt al voor de helft geholpen.

Ons Tineke die heeft ook vissenbloed, net zoals ik. Waarmee ik wil zeggen dat wij een normale lichaamstemperatuur hebben van 35,5° (ja, ik weet het, dat is nog altijd meer dan de vissen, maar ge moet een beetje goede wil tonen en uw fantasie gebruiken, hé).

In de winter is het plezant om dan een partner te hebben die zijn kachel een paar graden hoger heeft staan. Maar in de zomer dan moet ik soms beleefd vragen aan Herman of hij alstublieft zijn liefkozingen wil staken want dan heb ik het gevoel dat zijn handen warme strijkijzers zijn die mijn plooien proberen glad te strijken.

Die hele uitleg dus om u te vertellen dat ik deze nacht 37,3° had en dat ik me dus stik-beroerd voelde. En ze mogen mij honderd keer zeggen dat het geen koorts is, en het maakt me niet uit welke theorieën ze uit hun kast toveren om dat allemaal te staven, voor mij voelt het niet lekker. Punt.

Dus…

daarom besloot ik toch nog maar eens mijn heil te gaan zoeken in een sigaret. Neen, ik ben niet in staat om tot beneden te stappen. Mijn buik lijkt wel een luchtballon. Als ge daar een prik in geeft, dan ploft die. Ofwel ga ik in cirkeltjes de lucht in zoals de beweging van een ballon als ge die laat afgaan. En ik zou er dezelfde geluidjes bij maken ook.

Maar ik ben sinds gisteren geslaagd in de bekwaamheidsproef rolstoel rijden. Het is bovendien een goede oefening voor mijn armspieren die er tegenwoordig ook maar belabberd bij hangen. Al moet ik zeggen dat mijn tempo nog lager ligt is dan een slakkengangetje.

Ik dus slof-slof naar beneden (of rol-rol, als je wil). En eerlijkheidshalve moet ik vermelden dat de gazet-verpleegster zo vriendelijk was om me een eindje mee te nemen door de gang tot aan de kamer waar ze een klus te klaren had. Mensen zijn nooit helemaal slecht, dat heb ik altijd gezegd. En iedereen heeft het recht om er een hoek af te hebben.

Beneden gekomen schrijd ik voort in mijn limousine en ik kom voorbij de ruimte van de inschrijvingen waar mensen moeten wachten tot hun nummertje wordt afgeroepen. Amai, wat was me dat een overrompeling. Zo vol heb ik het daar nog nooit gezien. Er stonden overal mensen recht omdat de zitplaatsen allemaal benomen waren. Ik kreeg het gevoel dat het daar niet om inschrijvingen ging, maar dat ze daar gewoon een gratis tombola hadden georganiseerd. Het maakte het voor mij extra plezant om daar op mijn dooie gemak langs te sloffen en in de mensen hun weg te lopen.

Uiteindelijk slaag ik erin om me door die draaideur te loodsen. Dat is echt geen sinecure, zulle. Vooral omdat ik gemerkt heb dat aan de andere kant van de draaideur de plaveisels een beetje bergaf gaan. Als ge niet uit uw doppen kijkt dan vlamt ge met uwen hele conservenwinkel onder een taxi.

Ik voel me al zo mottig als een voordeur voordat ik nog maar een vinger heb uitgestoken naar die sigaret. Laat ons dan nog niet spreken over het effect van de echte stuff.

Eerst en vooral: slecht, maar slécht! En vervolgens begint mijn hoofd te tollen alsof ik een doorgewinterde junkie op oorlogspad ben. Ik zag enkele mensen naar mij kijken. Het moet aan mij te zien geweest zijn dat ik ze daar niet allemaal op een rij had.

Ik dacht: Annie meiske, hoe gaat gij hier met uwe mobiel terug door die draaideur geraken hé?

Ik weet niet of er daar camera’s hangen, maar mijn gedacht zouden ze die gerust kunnen gebruiken voor educatieve doeleinden. Enfin, om te tonen hoe het niet moet.

Voor alle veiligheid ben ik efkes blijven staan, of beter: zitten, vooraleer ik voorbij de gratis tombola kwam. Een mens moet weten wanneer hij op zijn effen moet komen. En toen mijn blik weer een beetje minder op oneindig begon te staan, dan viel mijn oog weer op een ander interessant gegeven.

Komt daar een jonge moeder voorbij die haar zoontje voortduwt in een buggy. Ik schatte het manneke een maand of 10. Zegt dat moederke:

– “Lowietje, gaat ge buiten uw mutske aan doen of niet?”

Maar ge meent dat nu toch niet? Of ligt het aan mij? Stelt u voor dat Lowieke ineens antwoordt:

– “Och ma, ik zal wel zien hoe koud dat het is als ik buiten ben. Ge moet daar zo niet mee bezig zijn.”

Ik kan me niet voorstellen dat ik vroeger ook zo’n stomme vragen aan mijn kinderen heb gesteld toen ze nog zo klein waren. Ik geloof dat ik gewoon die muts nam en ze op hun hoofd plofte als ik vond dat het te koud was. Maar ik durf er mijn hand niet meer voor in het vuur steken. De ouderdom maakt de dingen wat waziger, en vooral narcoses zijn nefast.  Vanaf hier sta ik dus niet meer garant voor mijn herinneringen. Dat is op zich ook wel plezant, want dan kan ik er allerlei onwaarheden aan vast breien en mijn groot gelijk blijven uitbazuinen.

Een uur geleden is hier een delegatie van drie verpleegsters gepasseerd om mijn driedelige catheder uit mijn hals te halen. Ge weet wel, die dat ze met dat steekske hadden vastgezet.

Brrr. Vieze bedoening. Ik moest plat op bed gaan liggen en dan zetten ze dat bed helemaal schuin zodat mijn hoofd naar beneden hing. Ze zegden dat zoiets moest omdat er in die ader geen lucht mag komen die dan naar de longen zou gaan.

Dan eerst die hele plakboel lostrekken, vervolgens de draadjes doorknippen en dan de voorzichtige verwijdering der vreemde voorwerpen uit mijn geliefd lijf. En vooral lang blijven duwen zodat de boel daar niet ontaardt in een rode fontein.

‘Singing ya ya youpi youpi yeah!’ Ik heb dus geen enkele – ge leest het goed – GEEN ENKELE buis meer in mijn lijf steken. We gaan elke dag een stukske vooruit. Al mocht het wat mij betreft wel een beetje meer opschieten.  Vooral de heraanleg van die riolering heeft toch nog niet veel bewezen, want er is langs daar nog niks gepasseerd. De loodgieters zijn niet meer wat ze geweest zijn, hé. Ze hebben me intussen weer een ander soort ‘spul’ doen drinken. Godsammejee, wat hebben ze hier toch al allemaal in mijn vege botten gegoten!

Ze steken wat uit met een mens.

Het doet me eraan denken dat ik nog moet vertellen over mijn spierpijn en vooral over de oorzaak ervan.

Toen ik van recovery naar intensieve ging was ik niet in staat om een millimeter van mijn lijf te bewegen. Ik schreef het al dat ik zelfs mijn hoofd niet kon draaien, zelfs geen knikje geven.

Pas een dag later is daar heel voorzichtig wat uiterst pijnlijke beweging in gekomen. Ik kan geen lichaamsdeel noemen waar ik geen spierpijn had. Het leek wel of er een of andere drietonner over mijn gestel was gereden.

Dus vroeg ik aan de assistent chirurg wat ze feitelijk uitgespookt hadden terwijl ik daar in coma lag, want ik had toch zo’n klein beetje twijfels. Ah ja, ze pompen u in slaap om uwen buik open te rijten, en ge wordt wakker met spierpijn van aan uw kruin tot aan uwen dikken teen.

– ‘Ik heb het gevoel dat jullie in die OK me met twee hebben vastgenomen, de een aan mijn hoofd en de ander aan mijn voeten, en dat jullie dan elk naar een andere kant eens goed gewrongen hebben zoals ik mijn dweil uitwring als ik de vloer aan ’t kuisen ben.’

Neen, dat was blijkbaar niet de goede uitleg. Ik zag het aan haar gezicht. Maar ze veegde die onzin toch ook niet helemaal van tafel, zulle. Weet ge wat ze zei?

– ‘Van zodra dat ge op die smalle operatietafel ligt en onder narcose gaat, dan draaien wij die tafel. Daarom dat we u eerst goed moeten vastmaken. We brengen het voeteneind helemaal omhoog, en uw hoofd hangt dan naar beneden. En vervolgens gaan we u in die houding dan nog eens schuin zetten zodat de zwaartekracht ervoor zorgt dat uw ingewanden naar één kant schuiven. En dan kunnen wij daar bovenaan gemakkelijk starten met ons werk en zo schuiven we systematisch op.’

Mijn verbeelding zal niet meer zijn wat ze geweest is, maar ik zie daar dan het beeld van die geslachte varkens die met hun kop naar beneden hangen en hun buik opengesneden zodat ge de pensen kunt zien hangen.

Ik hoop dat ze bij mij een labeltje aan gehangen hebben: ‘Niet voor consumptie’.

 

En tot slot ga ik nu eens een gunst vragen aan mijn lezers. Ge weet dat ik de vorige keren al verteld heb over de vele onbekende lezers, en dat het er elke dag zo’n 80-tal waren. Die boost is nu terug. Maar het wordt een beetje saai, hé.

Kunnen jullie er mee voor zorgen dat er nog meer trouwe lezers aangesproken worden? Bijvoorbeeld door te delen op Facebook, of op Twitter of op LinkedIn?

Voel je niet verplicht, maar weet dat ik het wel plezant zou vinden om dat cijferke te zien stijgen.

Alvast een dikke merci.

HET ZIEKENHUIS: DE LAATSTE ETAPPE – Rioleringswerken

 

Neen, lieve lezer, ik zit nog niet aan mijn 75% mens,  maar ik kan even goed proberen mijn gedachten op mijn PC te concentreren dan op dat rioleringsnet bij mij vanbinnen. Het zit hier te nijpen en te trekken en te duwen alsof ze daar in die donkere gevesten zelf niet goed weten welke kant ze op willen.

En niet weten wat ze willen, dat is hier in het ziekenhuis ook een beetje van toepassing. Ik kreeg op voorhand de goede raad om te bewegen van zodra het maar mogelijk is. Ons Annie is altijd gemotiveerd om advies op te volgen (als het ergens op slaat), maar nu zeggen ze ineens dat ik het misschien toch een beetje te bont maak en dat ik het rustiger moet aanpakken. Ja zég.

Maar voordat iedereen massaal ‘Ooh’ en ‘Aaah’ begint te roepen:  het kan ook zijn dat mijn buik het plezant vindt om met toeters en bellen aan te kondigen dat de laatste geplogenheden der rioleringswerken eraan zitten te komen. De nabije toekomst zal het uitwijzen, en ik ga bij deze in geen enkel geval beloven dat ik jullie op de hoogte zal houden. We moeten het hier toch nog een klein beetje proper houden, hé.

Laat ik eens proberen te vertellen over de dingen die ik nog weet voor zover een mens dat soort dingen nog weet (zeg, Annie, ik weet niet zulle, maar als ge dat soort zinnen blijft schrijven dan gaan de mensen binnenkort beginnen te twijfelen aan de gevolgen van uw narcose).

In beknopte versie komt het erop neer dat ik vorige donderdag in de voormiddag het wondermiddel gedronken heb, netjes zoals afgesproken. Vervolgens zit ik met dichtgeknepen billen naast  Herman in de auto, aan wiens gezicht ik zie dat hij zich schuldig voelt omdat we een paar kleinere files moeten trotseren. Den duts.

Bij de inschrijvingen moet hij het even van mij overnemen, want ik moet in alle spoed naar de dichtst bijzijnde sanitaire voorzieningen. Allez, denk ik bij m’n eigen, de estafette is begonnen.

Ik krijg weer een nette kamer met groen en rustig uitzicht, bed aan de vensterkant. Ik maak kennis met een jong meisje die een ontstoken cyste heeft in haar hals. Braaf kind, maar een moeder die zo dom is als het achterwerk van een koe aangezien ze daar een hele namiddag van 14 u tot 20u komt zitten hoesten en proesten en snotteren zodat de hele kamer vol microben hangt. Moest ik niet een beetje opletten met de ziektekiemen, meneer doktoor? En kan het dan zomaar dat jullie de teugels hier zomaar laten vieren in dat hospitaal?

En dan nog iets, meneer doktoor. Hoe zit dat met mijn dossier? Hoe zegt ge? Gewoon efkes verloren gegaan? Allez zeg? Gewoon ergens gelegd waar het niet zou moeten liggen? Welwel.

Uiteindelijk blijkt het de schuld van de verpleging van de vorige keer die mijn dossier gewoonweg op hun verdiep hebben laten liggen in plaats van het retour te zetten naar de dienst opname. Soit. Eind goed, al goed. Ik mag nu op mijn twee oren slapen dat ze mijn stuk darm eruit zullen pleuren en niet een stuk van mijn dikke teen afzetten.

Donderdagavond sluiten we af met een absolute topper: de astronautenvoeding bestaat ook in aardbeiensmaak!  En ik weet niet of ze daar ook stiekem een slaapmiddel in gedaan hebben, maar ik heb in elk geval geslapen als een roos.

Zelfs in die mate dat het allemaal een beetje snel moest gaan die vrijdagochtend. En ik beken: daar heb ik dan wel efkes de track gekregen. Maar uiteindelijk werd ik al snel geanimeerd door de chirurg en zijn team. Lag ik daar onder die twee grote lampen en vonden ze niet beter dan daar een soort van theekransje houden rond die plank waarop ze me aan het vastbinden waren. Het had bijna iets gezelligs.

Ik mag hier geen oordelen vellen. Of toch? Ja natuurlijk mag ik dat. Ik weet alleen niet of het een juist oordeel is en of het terecht is. In elk geval heb ik wel even mijn wenkbrauwen omhoog getrokken van op mijn surfplank onder de spotlights toen de anesthesist me zei dat ik me even naar voor moest buigen omdat hij me een spuit in mijn ruggenwervel zou geven. Meteen daarop corrigeert de assisterende chirurge hem, zeggende dat dit niet klopte. Ahum???

Vervolgens prikt hij in mijn hand, maar ….poef… ader gesprongen. Ik heb het verder niet meer in het oog gehouden waar ze overal buizen en catheders hebben gestoken. Bij het ontwaken hebben we er een achttal geteld. We kunnen er dus van uitgaan dat het ergens toch moet gelukt zijn om dat vermetel vergif in mijn lijf te krijgen zodat ze hun ding konden doen.

Het mottige is dat ze zo’n drie-armig monster in mijn hals hebben geplugd. Knal. Gewoon direct in die fameuze ader waar ge de mensen kunt dood steken. Ze spelen hier graag vieze spelletjes. En weet ge wat nog veel viezer is? Ze hebben die driebuizige vriend gewoon vastgenaaid in mijn hals. De vuilaards! Ba ja, gewoon vastgezet met een steeksken of twee zodat het niet los komt.

Ons moeder deed dat ook wanneer iets niet mocht los komen toen ik kind was. Dan zei ze: kom, ik zal het vast maken met een steekske. Ik zou die mannen hun moeder graag eens tegen komen. Volgens mij hebben die dat beroep gewoon gekozen omdat hun moeder zo goed kon naaien. Volgens mij zitten mijn darmen nu vast met de kruiskessteek en is er misschien zelfs een bloemeke op geborduurd. Of de initialen van de chirurg. Kwestie van zijn marketing te onderhouden.

Ik moet hier straks nog iets vertellen over dat naaien. Eerst mijn ‘draad’ vasthouden.

 

Ik ben er zeker van dat Maddy, de verpleegster van de recovery, mij nadien liefdevol heeft opgevangen, net zoals ze ervoor had gedaan, maar eerlijk, het is allemaal een beetje in een roes aan mij voorbij gegaan. Ik weet alleen dat de chirurg me is komen vertellen dat ik eerst naar intensieve zou gebracht worden en dat ik waarschijnlijk de volgende dag (zaterdag dus) tegen de middag naar de kamer zou gebracht worden. En, zegt hij terloops langs zijn neus weg, het is lang weekend, dus ik kom pas dinsdag terug. Niet aantrekken. Mijn assistente is er, en bovendien was het een prima operatie zonder complicaties. In 2,5 uren zat het er al op. En ’t moet gezegd, ge had uw anatomie mee, hé.

Kijk, ik mag nog half in coma liggen, maar als ze zoiets zeggen, dan hoor ik dat wel en wat nog sterker is: ik onthoud het zelfs.

Senne, de verpleger op intensieve, heeft zorgvuldig over me gewaakt die nacht. En ik kan het weten want vlak voor mij hing de klok en ik werd een ganse nacht lang elke 5 minuten wakker nadat ik voor mijn gevoel een eeuwigheid in diepe slaap had gelegen. En wel dertig keer kwam Senne in en uit lopen om allerlei parameters te checken en om fuel bij te gieten waar het nodig was.

Over de invloed van die verdoving moet ik toch nog één en ander gaan opzoeken, want ik heb zo het lichtblauwe vermoeden dat er in dat spul meer spul zit dan je zou verwachten. Zo heb ik gemerkt dat ik niet alleen (blijkbaar gelukkig tijdelijk) mijn geheugen kwijt was, maar dat ik ook op een behoorlijk rare manier uit de hoek ben gekomen.

Niet dat ik mijn hand omdraai om raar uit de hoek te komen in normale omstandigheden, en daar dan op de koop toe ook nog eens mijn broek aan te vegen, maar deze keer vond ik het zelf gênant, en dat wil dan toch al iets zeggen.

Op intensieve zie ik plots vanuit het halfduister een verpleegster op me afduiken, die – alsof ze verschrikkelijke haast heeft – een plakker op mijn arm wil plakken. Ik moet dus op dat moment toch genoeg bij zinnen zijn geweest, want ik vroeg haar:

– ‘Wat is dat?’

– ‘Een nicotinepleister.’

Frustratie. Ik was niet in staat om mijn lijf te bewegen, zelfs niet om mijn hoofd te draaien, dus laat staan dat ik me kon wegtrekken. Dus heb ik maar meteen mijn ander wapen getrokken en gezegd:

– ‘Neen, ik wil dat niet. Ik hoef geen nicotine, en al zeker geen pleister. Ik heb daar niet om gevraagd en ik snap niet dat jullie me dat ongevraagd willen opsolferen.’

– ‘Ja maar ik heb de klever er nu al af getrokken. Ge moet het gij maar zelf weten, zulle.’

– ‘Hoe ik moet het zelf maar weten? Dat ge hem al afgetrokken hebt is mijn probleem niet. Ik ben bovendien allergisch voor nicotinepleisters, dus vergeet het maar dat daar overleg over is geweest. En reken maar niet dat ik er voor betaal.’

De verpleegster in kwestie – ik veronderstel dat het een verpleegster was, want wat zou een verzuurde heks op intensieve komen doen? – zei geen woord meer. Ze perste haar lippen op elkaar, draaide zich met een ruk om, en liep naar een andere verpleegster waar ze met veel ge-gesticuleer begon uit te leggen wat voor een verrot sujet ik wel was. (Ja ik geef toe, dat is mijn interpretatie, want ik heb helemaal niet gehoord wat dat mens daar stond te vertellen).

Nu zult ge zeggen: amai zeg, die Annie, dat is soms wel een rot stuk vreten. Maar dan hebt ge alles nog niet gezien. Het ergste komt nog.

Tegen de middag vervoert men mij terug naar de kamer. En wie zie ik daar zitten te snotteren? Jawel, de hoest-proest-mama. Daar werd ik echt niet vrolijk van.

Maar dàn……. dan gebeurt het.

Ik zie een spuitbusje op mijn nachtkastje staan. Ze hebben dat daar zomaar neergeploft. Waartoe dient het? Hoe moet het gebruikt worden? Wie heeft dat voorgeschreven? Allemaal vragen die door mijn dolle hoofd razen en die mij doen veranderen in een zwarte bizon die de stoom uit zijn grote neusgaten blaast.

Ik vraag dus beleefd, maar met de nodige strenge ondertoon wat ik te vragen heb. En ik had kunnen verwachten dat het antwoord van dat verpleegstertje alleen maar olie op het vuur was.

Neen, ze wist niet wie dat voorgeschreven had, en neen, ze wist ook niet waarvoor het diende, en neen, jammer, ze wist ook niet hoe je het moest gebruiken.

Ik heb daar iets uit mijn botten geslagen dat het al hetzelfde was als met die nicotinepleisters en dat ze er op die manier wel aan uit geraakten met hun kosten.

Vijf minuten laten lig ik te krimpen van de pijn. ’t Zal u leren om u zo op te fretten, Van Mulders. Slecht karakter dat ge zijt.

Maar voor mijn zieleheil: ik heb de volgende dag mijn excuses aangeboden. En vanaf daar ben ik weer de Grote Vriend van de verpleegsters geworden. Ik steek het heimelijk op de verdoving, dan hoef ik die verantwoordelijkheid ook weer niet meer te dragen. Goed van af.

En ja, die stomme sigaretten. Ik heb nu al vier pogingen gedaan om te roken en elke keer vind ik het smerige troep. Wat jammer toch, want vroeger heeft me dat altijd zo goed gesmaakt.

En nochtans hebben die pogingen behoorlijk wat moeite gekost hoor. Aangezien ik zelf nog niet in staat ben om meer dan drie meter te stappen ben ik dus afhankelijk van anderen om mij naar de rookruimte te begeleiden.

Ik wist uit vorige ervaringen dat er afdelingen zijn die met plezier mee gaan met de patiënten. Hier niet.

– ‘Neen, daar hebben wij geen tijd voor’.

Tja, dat is natuurlijk een argument. Maar niet wanneer de betrokken verpleegster zich vervolgens neerploft op mijn stoel, en ostentatief mijn gazet open slaat terwijl ze achteruit leunt om de grote titels voor te lezen voor haar collega. Op deze afdeling hebben ze nog heel wat werk aan hun consistentie.

En denkt gij nu dat ik mijn grote bek heb open gezet om die madam haar zeven waarheden te geven? Ba neen, ik heb gelijk een heilig deezeke gezwegen en braaf gewacht tot Herman of mijn zonen (met schoondochter) zo lief wilden zijn om langs te komen. Mijn dochter was niet beschikbaar want het kind had eindelijk eens de kans om er een weekendje tussenuit te piepen. Zij zou het ook gedaan hebben. Maar al de rest van mijn vrienden? Vergeet het. Die zouden die sigaret nog liever in mijn achterste steken dan me te laten roken. Och, ik neem het hen nog eens niet kwalijk. Ik zou het zelfs bijna lief gaan vinden (op voorwaarde dat ze een andere opening vinden dan daar).

Intussen zijn die rotpijnen in mijn buik wat gaan temperen door nog maar eens een halve kilo chemische verbindingen, maar ben ik wel beginnen te niezen als een allergische pruimelaar. Tijd dat ik weer wat recup neem.

Maar eerst moest ik nog iets vertellen over dat naaien.

Neen, blijkbaar naaien ze die darmen niet aaneen. Dat wist ik ook niet, tot ik vandaag de juiste uitleg kreeg. Ik heb op dat moment verschrikkelijk veel spijt gehad dat ik de uitleg heb gekregen want, manlief, ik heb me daar de slappe lach gekregen dat ik zelfs dacht dat mijn darmen het zouden begeven. Pijn dat het doet als ge lacht. Gisteren hadden mijn zonen mij ook al liggen met hunne zever, en vandaag dan weer de assisterende chirurg.

Zegt ze: Als we dan het stuk darm eruit gehaald hebben langs die grootste snee – dat is eigenlijk de keizersnee – dan moeten die twee stukken darm aan mekaar gemaakt worden. En dat kunnen we dus niet langs de buitenkant van de darm doen. Daarom steken we dus een nietjesmachine in uw gat en ploffen we een paar agraffen in die darmen.

Maar neen gij, ge gelooft dat toch niet! Ik bedoel: ze heeft dat niet op die manier gezegd. Chirurgen hebben het over uw rectum en over uw anus. Die gebruiken geen gore taal – althans niet op hun werk. Maar het is wel echt waar dat ze dat met een soort van nietjesmachine doen.

Allez, ’t is uwen toer om te lachen. Ik hoop dat het bij u meer deugd doet dan bij mij.

Tot blogs.

 

HET ZIEKENHUIS: DE LAATSTE ETAPPE- het laatste avondmaal

Vanavond eten we Nasi-goreng met kippenlever. Velen zullen het vies vinden, maar ik vind het heerlijk. En mijn eega, die vindt mijn (soms al te) creatieve keuken altijd subliem, dus daar moet ik me geen zorgen over maken.

Het laatste avondmaal… ’t is te zeggen, toch voor efkes. Want morgenavond krijg ik – en dat weet ik nog van mijn algemene repetitie – een flesje astronautenvoeding waarvan ge tot de laatste druppel alles verteert. Ik heb het de vorige keer niet voor de helft door mijn strot gekregen. Nog liever honger.

En vervolgens geen eten, noch drinken. Darmen moeten rusten, schijnt het. Blijkbaar krijgt ge dan wel een spray met water zodat uw keel niet dicht slibt van de droogte. Toffe vooruitzichten.

Terwijl ik hier zit te schrijven draaien de wasmachine en de droogkas op volle toeren. Mijn controledrang zegt me dat alles moet gewassen en gestreken in de kasten liggen vooraleer ik vertrek. Ik vind het een geruststellende gedachte dat mijn levensgezel een proper onderbroek aan zijn billen zal hebben.

De diepvries zit volgepropt met klaargemaakte spullen zodat mijn lief niet moet omkomen van de honger, en ik geloof dat mijn huis zo stilaan begint te gelijken op een kijkwoning waar alles clean staat te wezen.

Waar een operatie al niet goed voor is. Zo is mijn rotzooi eindelijk eens opgeruimd geraakt en is het oude stof van de kasten. En zeg nu zelf, wat zou een mens anders moeten doen in afwachting van de sprong in het duister, als je toch niks kan ondernemen en je leven onverwacht op pauze wordt gezet.

Geen welness met vriendinnen, geen lange ritten met de auto, voorzichtig met snotterende kleinkinderen want er mag nu echt geen infectie meer bijkomen, geen lange wandelingen, gewoon kalm aan doen. Het heeft in elk geval het voordeel dat ik nu al weet hoe het voelt wanneer ik oud en versleten zal zijn en geen weg meer op kan. Sloffend door het leven. Hoera.

Gisteren mailde ik naar een vriendin dat we nog even langs de notaris moesten passeren. Maar ik zei er niet bij waarom. Krijg ik toch geen mail terug met de vraag of ik niet voldoende vertrouwen heb ik haar kaarskes. Leuk.

Neen, ik ga ervan uit dat ik dit wel overleef. En indien niet, dan is daar toch ook maar niks aan te doen. Ge krijgt het leven en ze nemen het weer weg. Daar hebben we geen zeggenschap over. Mij best. De natuur zit zo in mekaar.

Mijn valies staat gereed. Inclusief het aardappelmesje want ervaring leert dat ge met de botte ziekenhuismessen onmogelijk fruit kan schillen. De PC moet Herman later brengen, want terwijl ik op intensieve lig weet ik niet of die geen pootjes zou krijgen. En ik zal nog niet direct voldoende van deze wereld zijn om te kunnen bloggen. Dus beetje geduld.

Maar ik heb al wel die witte kousen mee gekregen de vorige keer, en die neem ik nu weer braaf mee. Heel sexy zien die eruit. Aan de witte kousen kunt ge zien wie er net onder het mes is geweest. Dat is standaard. Misschien doen ze het gewoon daarom: om je te herkennen als ge wegloopt.

Hier naast mij ligt een hoop documenten en facturen die ik intussen netjes heb gerangschikt in vier verschillende dossiers voor de hospitalisatieverzekering. Ge moet tegenwoordig echt wel gestudeerd hebben om het uit elkaar te houden. Het is namelijk zo dat ik zodanig vaak en kort na mekaar werd opgenomen dat ik telkens een nieuw dossiernummer kreeg, dezelfde formulieren moet invullen, maar vooral goed de data moet uit elkaar houden. Probleem is dat die data mekaar overlappen. Ik kreeg mijn darmen niet aan het verstand dat ze het een beetje simpel moesten houden. Zorg voor later.

Mijn schilderij zal ik vandaag niet meer af krijgen. Maar daar zit niemand op te wachten. Ik vind het alleen jammer dat ik mijn verfspullen niet kan meenemen naar ginder. En ook mijn piano zal ik missen. Moet ik weer alles van vooraf aan gaan zitten inoefenen na mijn thuiskomst, want – wat ik vroeger niet wist – is dat ge dat getokkel moet onderhouden of ge zijt het kwijt.

En ik kijk er in elk geval naar uit om daarna weer te kunnen kletsen met mijn kinderen, te kunnen dollen met de kleinkinderen, te kunnen welnessen en shoppen met mijn vriendinnen, het vliegtuig nemen naar de zon, mijn bonen plukken in den hof, en gewoon te kunnen schijten gelijk een normaal mens.

Tot blogs.

 

HET ZIEKENHUIS: DE LAATSTE ETAPPE – Nieuwe planning

 

 

Het voordeel van die blog is dat ik niet telkens hetzelfde verhaal moet vertellen aan verschillende mensen. Ook niet aan mijn huisarts. Die leest ook de blog. En – achteraf beschouwd – zou het misschien wel handig zijn mochten al haar patiënten hun wedervaren op papier zetten voordat ze op consultatie gaan. Haar avondwerk zou minstens met de helft van de tijd inkrimpen en ze zou zich op een ordentelijk uur bij haar eega kunnen vleien en genieten van het late avond journaal, of van een goed filmke.

Toen het dus mijn beurt was moest ik niet veel uitleg geven. In eerste instantie was ik niet zinnens om bij haar langs te gaan, want een keelontsteking is voor mij geen voldoende reden om naar een dokter te lopen. Maar het beestje in mijn lijf begon zich vrolijk te vermenigvuldigen en te woekeren dat het geen naam meer had. Het zorgde ervoor dat ik begon te snotteren en te hoesten als een ouwe schuurdeur.

Ge houdt het niet voor mogelijk dat zo’n smerig klein nietig beesteke dat ge zelfs niet kunt zien met het blote oog ervoor kan zorgen dat ge de nacht rechtop zit in uw bed en zo probeert de slaap te vatten.  Doffe ellende.

Maar niks aan te doen, geen antibiotica, geen bestrijdingsmiddelen, want het leed moet gewoon geleden worden. Het beestje heet virus en niet bacterie. Mij goed, want die antibiotica die doet met mijn lijf dan weer andere dingen die ik ook niet wil.

Maar ze wist me wel te vertellen dat ik het op mijn buik mocht schrijven waar het ging om een operatie voor volgende week. Eerst deftig uitzieken.

Dus maar telefoontje plegen naar de chirurg. Toffe pee. Jonge gast met een modern kapsel. Vlotjes ter taal. Heel gewoon op zelfde niveau bewegen. Geen gedoe. De dingen bij naam noemen. Afspraken maken met wederzijds akkoord. Kortom, een man naar mijn hart.

Of ik het zag zitten? Jazeker. Ik heb al een generale repetitie gehad, en ik weet nu hoe de dingen in mekaar zitten. Dat brengt rust in een mens zijn koppeke.

Alleen heb ik toch wel een bepaalde opmerking – of een wens, mocht ge het zo willen noemen. Ah ja?

Ja, ik heb bij die generale repetitie een pot-ervaring gehad die begon in de namiddag, maar die haar hoogtepunt heeft bereikt in de late avond en die me bovendien regelmatig uit mijn slaap heeft gerukt. Dat kan de bedoeling niet zijn, hé meneer doktoor?

Neen, dat is niet de bedoeling.

Ik stel dus voor om zelf maar dat goedje thuis te drinken zodat ik de dag voor de operatie niet wakker gehouden wordt door primaire behoeften. Dat mag.

En nog beter: ge hoeft dan eigenlijk niet de dag ervoor te komen maar de dag van de operatie zelf is OK.

Néééén! Ik wil niet de dag van de operatie opgenomen worden. Ik wil me op mijn gemak komen installeren en ik wil dan wel thuis die vuiligheid door mijn keel zwelgen, maar ik kom bij jullie op de pot zitten. Kan dat?

Ja, dat kan.

Zoals ik al zei: een man naar mijn hart.

Enfin, deze hele inleiding eigenlijk enkel maar om mijn lieve vrienden en getrouwe lezers te laten weten dat ze hun kaarskes terug uit de kast mogen halen over twee weken.

Mijn valies en ik zullen zich op donderdag 27 april weer braaf aanmelden aan de balie van hotel Sint-Lucas, en op vrijdag 28 april – blijkbaar in de namiddag – zullen ze een tijdje zoet zijn met het klooien in mijn buik. En dat terwijl ik van de wereld niet weet. Van mij mogen ze. Als het achteraf maar geen hutsepot blijkt te zijn die al te veel van mijn vermogen vergt om de zaak weer wat op zijn pootjes te krijgen.

De eerste dag of dagen zal ik op intensieve liggen, dus ik neem aan dat ik niet erg aanspreekbaar zal zijn. Maar van zodra mijn geest zich weer als normaal mens gaat gedragen en als mijn lijf weer wil luisteren naar de eenvoudige motorische signalen die mijn wil uitstuurt, dan kom ik weer bloggen.

In afwachting probeer ik – weliswaar snotterend en hoestend – te genieten van de dagen. Een dagje schilderen, beetje piano spelen, boodschapje halen, een namiddag kletsen met een leuke vriendin…

Tot  blogs, lieve mensen. En hou het gezond, en vooral optimistisch!

 

HET ZIEKENHUIS: DE LAATSTE ETAPPE – Generale Repetitie

 

Deze ga je niet geloven als je hem leest…..

Net zoals men een brandoefening houdt voordat het echt eens te heet zou worden, zo heb ik vandaag mijn sanitaire oefening volbracht.

Hier komt het.

Zaterdag, voorlaatste dag voor mijn opname, word ik wakker met een flink opgezette keel. Verdorie, niet nu, denk ik, en het helpt al zeker niet aan mijn zenuwen die zo stilaan beginnen te gelijken op rekkertjes die te fel worden aangespannen.

Zondag kreeg ik een massa lieve berichtjes en telefoontjes die me een riem onder het hart bezorgden. ’t Was van doen en ze kwamen juist op tijd. En zo zag ik nog maar eens dat mijn echte vrienden hechte vrienden zijn. Die warme graag-zien-modus is wederkerig.

Maandagochtend. De zenuwen gieren – ondanks mezelf – door mijn lijf. Valies staat gereed. Eten is niet waard om aandacht te krijgen. En dan richting hotel Sint-Lucas. We kennen het daar gelijk onze broekzak.

De vrijdag ervoor hadden ze mij al opgebeld uit het ziekenhuis voor de laatste afspraken en geplogenheden. En op maandag – geloof het of niet – stonden ze me daar nog net niet op te wachten aan de deur. Dossier lag klaar, naam gekend, telefoontje naar de dienst om te zeggen dat ik me had aangemeld. Kamer was klaargemaakt. Amai mijne frak, dat is daar nogal een organisatie!

En dan de suprise: kamer met zicht op groen, en nog beter: ik krijg het bed aan het venster. De zon begint te schijnen als ze me ziet, en vice versa.

Er is al een kamergenote, maar het gordijntje is dicht en ik ga ervan uit dat ze gisteren onder het mes is geweest en daarom ligt te soezen. Ze is duidelijk nog niet van deze wereld. Ze opent heel even haar ogen wanneer ik binnen kom, en dan schuift ze weer weg naar dromenland. Later hoor ik haar iets zeggen tegen de verpleging en ik stel vast dat ze een Nederlandse is.

Ik installeer me in stilte. Handdoeken en washandjes uitpakken, leesboek op het nachtkastje.

Even later komt de verpleegster om wat vragen te stellen en vervolgens krijg ik vuiligheid te drinken die ervoor zal zorgen dat mijn darmen morgen mogen gezien worden. In afwachting van het bezoek aan de pot, lees ik mijn boek. En ik spuit tussendoor wat spul in mijn keel, want die doet nog altijd behoorlijk pijn.

Ik hoor achter het gordijntje dat mijn buurvrouw regelmatig op haar belletje drukt. Elke twintig minuten staat er iemand van de verpleging. Haar infuus doet pijn en ze beslissen om het weg te halen. Ik hoor de verpleegster vragen waarom dat infuus eigenlijk nog nodig is, want ze werd toch al vorige week geopereerd?  En was het niet zo dat zij toch al naar huis mocht?

O neen, ze wilde het infuus voor haar eigen zekerheid, want ze vond dat ze te weinig dronk, en ze had toch zo’n opgezette buik. Maar het ergste was dat ze ’s ochtends ‘een koude rilling’ had gehad.

Ik hoorde haar even later bellen naar de ombudsdienst om haar beklag te doen. Ze voelde zich niet ernstig genomen. Het feit dat ze een koude rilling had gehad werd gebagatelliseerd. Ja, men had haar koorts genomen en toen had ze 37,2° maar dat was een fout van de verpleging want ze hebben die koorts aan het begin van de koude rilling genomen, en eigenlijk hadden ze dat aan het einde van de koude rilling moeten doen. Bovendien zou ze verwachten dat ze toch meteen een bloedstaal zouden nemen bij zo een koude rilling. En neen, ze wilde zeker nog niet naar huis, want dit vond ze zeker geen omstandigheden om zich thuis veilig te voelen. Neen, ze had nu zeker geen koorts, het was nu te laat om ze nog te meten. En ze wilde steevast dat infuus terug, want ze dronk niet genoeg.

Nog geen vijftien minuten later kwam de dame van de ombudsdienst zelf ter plaatse, en mijn gedacht heeft ze op dat half uur een halve pruik grijs haar gekregen van dat mens.

Jezus, geef me de kracht om niet zelf zo’n zanik te worden nadat ze mijn lijf hebben open gesneden.

Dan komt de assistente van de anesthesist om kennis te maken en poolshoogte te nemen. Ik vertel haar over mijn opgezette keel. Daar moet ze toch eens met de anesthesist en met de chirurg over praten. Ze belooft me snel terug te komen.

En ja hoor, even later krijg ik te horen dat ik nog een RX van mijn longen moet laten maken en dat ik vervolgens mag inpakken en huiswaarts keren. Meent ge dat nu echt?

Een studente verpleging krijgt de opdracht me te begeleiden naar de RX.

– ‘Is het ver lopen?’

– ‘Dat hangt er van af wat je ver noemt?’

– ‘Van mij mag het ver zijn, als er onderweg maar genoeg toiletten zijn. Moet ge weten dat ik dat spul heb gedronken, hé…’

De toon was gezet en we hebben de hele weg gegrapt en gegierd van het lachen als twee zotte pubers.

Na een sanitaire stop stappen we in de lift.

– ‘Houd u in tot we uit de lift zijn, hé’

– ‘Ik zal proberen, maar als het niet gaat zet ik mij in een hoekje neer’

– ‘En dan stappen wij uit en zeggen we tegen de mensen die instappen hoe smerig we het vinden dat die voorgangers er zoiets hebben achter gelaten.’

Man, dat was weeral eens een verpleegsterke naar mijn hart zie!

Mijn longen blijken prima, maar die keel is niet in orde en dus veel te hoog risico om de infectie bij intubatie mee in de longen te trekken en dus kans op longontsteking.

‘Bel vrijdag om te zeggen hoe het gesteld is met die keel, en dan kan je volgende week onder het mes.’

Ja zeg, hoe moet ik thuis geraken zonder WC’s onderweg? Zegt dat verpleegsterke:

‘Vraag aan uwe man dat hij een paar vellen papier en ne pot mee brengt voor als het echt cruciaal wordt’.

We zijn veilig thuis geraakt. Maar het sanitaire bezoek is nog niet achter de rug. Je hebt er geen idee van hoe vaak ik deze schrijfsels heb moeten onderbreken om prioriteiten te stellen.

Ik dacht, man ik moet hier dringend mijn blog schrijven, want al die lieve mensen gaan hun kaarskes morgen opbranden en dan hebben ze er geen meer voor volgende week. Ik moet ze tegen houden!

En Inge die ging haar schouw verlichten. Man,man, dat vind ik nu zo schoon zie. Maar ge moet er nog efkes mee wachten hé. Ik geef wel een startschot op één of andere manier.

Merci, lieverds allemaal.

 

HET ZIEKENHUIS: LAATSTE ETAPPE – Proloog

We zitten in de fase van wat men noemt ‘afkoeling’ van de ontsteking die blijkbaar minstens 6 weken moet bedragen alvorens het mes erin te ploffen. Ze mogen het voor mijn part noemen zoals ze willen, maar mij komt het niet echt koel over. Mijn hoofd en mijn buik lopen er heet geblakerd bij. En elke dag is het duimen om niet weer in ontsteking te hervallen.

En ik ben van het diersoort zoals de katten en de olifanten die liefst geïsoleerd op een plekje gaan zitten of liggen als het leed moet geleden worden. Voor mij geen sociale peptalk, geen compassie, geen geouwehoer. Laat me efkes met rust, dan zal ik op een dag wel weer herrijzen en in volle glorie meedraaien in ons sociale bestand.

In afwachting hou ik me bezig met de geplogenheden die blijkbaar noodzakelijk zijn vooraleer men zich tot de beenhouwerij mag wenden. Met andere woorden: in het oog houden dat de ontsteking niet weer oplaait en daarnaast pre-operatieve onderzoeken.

Ik heb dus nog altijd mijn abonnement lopen bij huisarts, onderzoekscentra en mijn gebruikelijk ziekenhuis. En die ziekenhuisbezoeken, dat heeft toch altijd iets speciaals. Je kan er donder op zeggen dat ik telkens – mijn hoofd in de wind – de foute richting indraai wanneer ik door de draaideur wandel. Ik ga steevast richting ‘mijn verdiep’, terwijl van mij verwacht wordt dat ik me naar de inschrijvingsbalie begeef die aan de andere kant ligt. De mens is een gewoonte-dier.

Op een keer was ik weer mis, en toen besloot ik maar om gewoon door te lopen en eens te gaan groeten. Normaal gesproken kom ik op die afdeling niet terug, want operatie is een andere discipline en dus een ander verdiep.  Het blijft me een dubbel gevoel geven dat mensen me daar kennen en me vragen hoe het gaat.

Maar nu moet ik nieuwe oorden ontdekken in dat grote gebouw. Zo kwam ik voor het eerst op de pre-opnamebalie. Eerst een uur wachten en vervolgens een uur informatie krijgen en vragen beantwoorden. Wat me opvalt is dat men mij nooit vraagt OF ik medicatie neem, maar in de plaats daarvan vraagt WELKE medicatie ik neem. Mijn logica zegt dus dat men ervan uitgaat dat iedereen gewoon tonnen van dat gif slikt. En wanneer ik dan zeg: ‘ik neem helemaal geen medicatie’, dan bekijken ze mij alsof ik een zesde wereldwonder ben. Ik heb Herman dus de wijze raad gegeven om aandelen te kopen in de Pharma, want mijn gedacht is dat een goede belegging.

En ge wordt bedolven onder een resem papieren die moeten ingevuld worden. Sommige documenten moet ik zelf invullen, anderen dan weer gedeeltelijk en het andere deel voor de huisarts.

Dus dan weer maar eens naar de huisarts hollen. Daar voel ik me ook al thuis. Wie had dat ooit gedacht? Ik heb ooit jaren zelfs geen huisarts gehàd. Het kan keren in het leven.

Pre-operatief onderzoek. ’t Is weer eens een ervaring. En ik had dan nog het geluk dat mijn huisarts net een jonge stagiaire aan het opleiden was, zodat ik elke palpatie en elke meting twee keer kreeg en dan nog eens alle uitleg erbij. Dat kon niet beter vallen, want ik weet graag het waarom van de dingen.

Wist ge dat bloeddruk aan twee kanten moet gemeten worden? Dat blijkt nodig om te zien of er geen afwijkingen zijn in de aders. Slim bekeken. En ze bekijken uw tenen en uw nagels om te zien of er voldoende doorbloeding is. Luisteren naar longen, een EKG van het hart, palperen van de lever en voelen naar klieren… Het enige lastige was dat die twee madammen allebei vreselijk koude handen hadden. Maar voor de rest niets dan lof.

En dan – by the way – daar zit toch een zwellingske aan de keel. Ga daar maar eens mee naar de echografie voor alle zekerheid.

Kijk, ik kan nogal wat mentale kloppen incasseren, maar hoe meer er aan mijn lijf schort, hoe lastiger ik het krijg. Ik dacht bij mezelf: ‘Bah ja, als ze dan toch aan het snijden gaan, kunnen ze net zo goed die keel ook eens open leggen.’ Maar vrolijk werd ik er niet van.

Maar dan komt er weer de wetenschap van de definitie van geluk die zegt dat geluk niets anders is dan de afwezigheid van ongeluk. Wel mensen, ik zit hier weer te stralen want dat gezwel is maar een verdikking zonder veel poeha.

Het doet me denken aan de grap over die psychiater. Kent ge die?

Een boer gaat naar de psychiater en zegt dat hij depressief is en dat hij zo snel mogelijk weer de oude wil zijn. De psychiater zegt:

‘Ik ga u daar van af helpen. Gij hebt toch een geit, hé?’

‘Ja’

‘Ga naar huis en haal uw geit binnen.’

‘Binnen in mijn keuken?’

‘Ja, maak ze maar vast aan uw Leuvense stoof.’

‘En moet ik geen pilleke nemen, of zo?’

‘Neen, geen pilleke. Haal uw geit binnen en kom volgende week nog eens terug.’

Zo gezegd, zo gedaan. Na een week gaat de boer terug naar de  psychiater. Die vraagt hem:

‘En hoe gaat het nu?’

‘Maar meneer de psychiater, het gaat nog veel slechter met die geit in huis.’

‘Goed zo,’ zegt de psychiater, ‘ga maar weer naar huis en kom volgende week nog eens terug.’

‘Moet die geit nog altijd binnen blijven?’

‘Ja, die geit moet nog altijd binnen blijven.’

En zo gaan er drie weken voorbij en telkens herhaalt zich hetzelfde scenario. De geit moet binnen blijven en de boer moet elke week  terugkomen.

Na die drie weken vraagt de psychiater opnieuw:

‘En hoe gaat het nu?’

‘Verschrikkelijk slecht’ zegt de boer. ‘Die geit in huis helpt niks aan mijn kwaal. Integendeel, ik word er nog slechter van. Ik heb me in jaren nog zo slecht niet gevoeld.’

‘Perfect,’ zegt de psychiater, ‘dan moogt ge ze nu weer buiten zetten en kom volgende week nog eens terug.’

De week erop gaat de boer terug op consult.

‘En hoe gaat het nu?’ vraagt de psychiater.

‘Man, het gaat reuze goed met mij’ zegt de boer. ‘Ik heb me in geen jaren nog zo goed gevoeld nu dat die geit niet meer in mijn keuken staat.’

 

Voilà, ter ondersteuning van de definitie van geluk.

 

Op maandag 10 april gaan mijn valies en ik zich aanmelden in mijn tweede verblijf, waar ze van plan zijn om me smerig spul te laten drinken zodat mijn darmen leeg geraken. Ik zit liever op mijn eigen pot thuis, maar soms heeft een mens niet veel keuze. Op dinsdag 11 april zetten ze het mes erin.

‘En hoe lang duurt zo een operatie, meneer doktoor?’

‘Normaal gesproken een drietal uren, maar ik heb er ook al van 7 of van 8 uren gehad. Het hangt van veel factoren af.’

Tof. Maar eigenlijk kan het mij niet schelen. Ik ga ervan uit dat ik op dat moment in coma lig.

‘En hoe lang moet ik in het ziekenhuis blijven, meneer doktoor?’

‘Normaal gesproken 10 dagen’.

‘En hoe lang gaat het dan thuis nog duren voor ik weer helemaal opgekikkerd ben?’

‘Normaal gesproken 1 tot 3 maanden.’

Amai mijne frak. Het valt op dat het altijd ‘normaal gesproken’ is bij die mannen, maar ik versta het wel.

Ik bespaar u de verdere details van die conversaties, want ze zijn enerzijds wel hilarisch, maar anderzijds toch niet helemaal geschikt voor deze blog.

En in afwachting van deze cruciale datum probeer ik me onledig te houden met minder te roken (‘dat bevordert de doorbloeding en dus de genezing, madammeke’), het huishouden draaiende te houden, al eens een voorzichtig welnesske met mijn vriendin (man, dat kan deugd doen), mijn lijstje maken met wat ik moet meenemen en de planning in orde zetten voor tijdens mijn afwezigheid.

Misschien wist je het nog niet, maar ik hoor bij het groepje ‘vooruitziende vrouwen’. Zo noemde de KAV zich indertijd waar ons moeder bij aangesloten was. Ik vond het een zotte naam.

Maar zoals ik het bedoel gaat het over de dingen die niet mogen over het hoofd gezien worden wanneer ik het bestuur van mijn dagelijkse leven uit handen moet geven. Ik stuur dus meeting-requests naar mijn halve trouwboek met de juiste datum en het uur waarop de planten water moeten krijgen, wanneer het huisvuil moet buiten gezet worden en wanneer de brouwer langs komt.

Ik had nooit gedacht dat ik me ooit met zulke flodders zou bezig houden, maar het is een goede bezigheidstherapie en het geeft gemoedsrust.

Als alles dus volgens planning loopt, dan zal die blog ergens half april weer opgestart worden. En duim maar mee dat het niet vroeger is dan die datum, want dat zou een veeg teken zijn.

Geniet van het geitenloze bestaan, lieve lezer.