Niemand zei dat het om te rusten was…

 

Daar zit dus het verschil tussen verwachting en realiteit. Ik denk: lekker weg van de wereld en mij laten soigneren terwijl ze allemaal zelf hun zootje regelen. De wereld denkt: ze heeft daar toch niks te doen….

Maar vooraleer ik begin te klagen toch alvast vertellen dat ik gisterenavond weer een chocoladepuddingske heb gekregen omdat ik een hongertje had. We zijn hier collectief een nest verwende dutsen, de ene al wat miserabeler dan de andere, maar ik reken me tot hiertoe nog altijd bij de gezonden en ik hoop dat nog lang zo te houden.

En dan is er die vervoersregeling hier die ze toch ook eens gaan moeten herzien.

Ik vertelde het al dat ze mij hier per se in een rolstoel willen rondzeulen, terwijl mijn benen het naar mijn normen nog altijd betrekkelijk goed doen. Gisteren had ik het weer vlaggen. Deze keer kreeg ik een wat oudere mannelijke taxichauffeur, of hoe moet ik zo iemand noemen? Een vervoerder? Een beheerder van de rolstoelvloot?

Enfin, ne vriendelijke mens die mij gezwind naar dat hoekske loodst waar ze uw adem onder de loep nemen.

En na die zotte vertoning alsof ze mijn adem willen trainen om in een circus op te treden, parkeren ze me daar in de gang met de melding dat er mij wel iemand zal komen halen.

Ik had er bij voorbaat alle vertrouwen in, dus had ik ook geen lectuur meegenomen uit mijn kamer. Vandaar dat ik daar dan maar zat te boteren in die stoel op wielen waarin ik me gehandicapt voelde zonder het te zijn, waarin ik het gevoel had dat ik niet meer kon stappen terwijl ik dat nog wel kon, en waarbij ik – naarmate de tijd verstreek – nog meer het gevoel kreeg afhankelijk te zijn terwijl ik dat ten eerste niet ben en ten tweede niet wil zijn.

Tien minuten… Twintig minuten….half uur….drie kwartier… Aàààh, wàchten! Pff…

En dan komt die oer-Annie ineens uit de grond gekropen. Ik weet soms ook niet waar die vandaan komt, maar ineens staat die daar.

Wat denkt die wereld hier eigenlijk? Dat ik niks anders te doen heb dan hier een beetje zitten te doen alsof ik een duts ben die niet kan lopen, of wadde?

Die Annie staat recht uit dat wielen-ding, gaat aan de stuurkant staan en duwt het prompt richting uitgang, om van daaruit weer te zoeken naar mijn eigen straat en kamer.

Tegen dat ik aankom op mijn afdeling ben ik weer redelijk bij zinnen en meldt meteen aan de verpleging dat ik hem dus maar gesmeerd ben en op eigen houtje ben gekomen. Ik verwacht niet direct een uitbrander, maar toch ook geen schouderklopje. Dat doen ze hier niet voor zulke dingen.

Ik zit nog maar net op mijn bed wanneer mijn bekende oudere taxichauffeur foeterend binnenkomt.

– ‘Hewel, waar zatte gij?’

– ‘Ik ben maar zelf gaan stappen…’

– ‘Ja, da zien ik. Maar ge moogt dat niet doen, hé.’

– ‘Allez zeg?’

– ‘Of dan moet ge het toch zeggen tegen iemand, want ik moet uw bandje scannen.’

Tja, als de wereld valt of staat bij het scannen van een bandje, of als het systeem gaat bepalen of ik al dan niet in staat ben om te stappen, dan sta ik niet stom dat er zoveel terreur is.

Kortom, hij heeft mijn bandje mogen scannen en wij allemaal content.

 

Dan gaat mijn telefoon. Ik hou niet zo van telefoneren. Alleen met mijn halve trouwboek of met mijn kinderen om ‘belangrijke’ dingen te vertellen  zoals mekaar graag zien en zo.

De garage aan de lijn.

– ‘Mevrouw, uw auto is klaar en ik weet dat ge hem niet kunt komen halen, maar als het goed is dan zullen we hem zelf naar uw huis brengen en de sleutel in de bus steken want het is hier heel druk en we hebben gebrek aan plaats.’

Is het u opgevallen dat er in de vorige zin zowaar geen punten of komma’s staan? Hewel, zo klonk dat ook. En wat kunt ge dan zeggen?

– ‘Ba ja, jong, doe gerust.’

En zo werkt dat dan hé: door een onnozel telefoontje zetten ze mij – voordat ik het zelf in de mot heb – weer aan het werk.

Ik bel mijn Herman om te zeggen dat hij niet moet verschieten als hij thuiskomt wanneer hij de auto ziet en dat de sleutel in de brievenbus zal zitten.

Maar tegen de avond krijg ik de melding dat de auto daar wel staat, maar de sleutel niet. Bizar. Ik klaar het morgen wel uit.

Ik hoop op een rustige avond, maar voor ik het goed en wel weet – hoe doét ze het? – ben ik alweer tot half-twaalf aan het luisteren naar de memoires van mijn buurvrouw. Ik blok af want ben moe. ’t Is genoeg geweest voor vandaag.

Buurvrouw heeft nog wat toilet-bezigheden. Ik kruip in het naar mijn normen veel te harde bed, maar ik heb geleerd om niet te mopperen op harde bedden want dat helpt niet. Die worden daar niet zacht van.

Ik dommel weg maar al snel blijkt dat ik mijn dromen nog even moet opbergen. Buurvrouw heeft dan wel op de bel geduwd om hulp te krijgen, maar blijkbaar hebben die twee verpleegsters aan onze deur het veel te druk met het uitpraten van hun problemen met elkaar en met een andere collega, waarbij – ge kunt het wel raden – de uiteindelijke schuld bij die afwezige collega wordt gelegd. Maar eerst is er een welles-nietes over een mail:

– ‘ik heb die mail niet geschreven’ zegt de ene

– ‘maar allez, X heeft uwe mail voor mij voorgelezen aan de telefoon’

– ‘dat kan niet zijn. Ik ben alleen gaan zeggen dat zulke dingen niet kunnen.’

Aiaiaiaiaiai…. ik kan hier een half uur van dat geleuter gaan weergeven, maar daar gaat ge niet vrolijk van worden.

En die bel van de buurvrouw blijft maar piepen, en die twee maar blijven doordrammen. Ik was net van plan om mijn gedacht eens luid te zeggen toen die ene besloot om het toilet in te duiken bij mijn buurvrouw.

 

Vanmorgen hoorde ik het vervolg, want ik was snel vertrokken naar utopia.

En daar wilde ik vanmorgen ook zo lang mogelijk blijven, want ze hadden me gezegd dat ik nuchter moest blijven voor nog een onderzoek vandaag. Mijn hoofd weigerde dus de drukke geluiden van een ziekenhuisochtend te horen en ik trok het laken nog eens hoog over mijn oren, tot een verpleegster het om 9 uur toch welletjes vond en me wakker maakte om al mijn cijferkes te kunnen aanvullen. Daar houden ze hier van, van die cijferkes. En ge hebt er goei en slechte. Die van mij vallen redelijk mee, al hebt ge daar zelf geen moer aan te zeggen.

– ‘Gij wilt de nacht graag zo lang mogelijk rekken, zeker?’

– ‘Ba ja, want ik mag toch niet eten vanmorgen?’

– ‘Hoe? Ge moogt niet eten? Uw ontbijt staat daar gereed zie.’

Ja zeg, ze weten hier ook niet goed hoe ze het willen, maar ik vind het prima dat ik een boterham met choco achter mijn kiezen kan slagen. Al moet ik erbij vertellen dat de choco veel te zoet is geworden sinds ik niet meer rook. De wereld ruikt en smaakt anders dan ik gewoon ben. ’t Is aanpassen.

Zegt mijn buurvrouw:

– ‘Hebt ge dat gisteren gehoord met die twee hun ruzie en hun problemen?’

Jazeker, die had ik gehoord en er me ook aan geërgerd. Maar daar had mijn buurvrouw meer reden voor dan ik.

– ‘Ik zat daar op dat toilet met mijn onderbroek op mijn enkels, en dat belleke maar piepen en die twee maar leuteren. Tot die ene verpleegster na een half uur eindelijk binnen komt om mij te helpen en dan begint ze gewoon tegen mij voort te doen dat ze het toch zo oneerlijk vindt wanneer mensen achter hare rug leugens gaan zitten vertellen…’

Jawadde. Blijkbaar is er hier en daar toch nog nood aan een cursus ‘GROW UP!’

 

En misschien toch ook nog een beetje sleutelen aan hun structuur of communicatie of duidelijkheid. Want uiteindelijk bleek ik dan toch helemaal niet nuchter te moeten zijn voor die scan, was die ook niet in de namiddag gepland maar in de voormiddag, en wonder boven wonder moest ik niet meer mee in de rolstoel, maar kwamen ze me hoffelijk afhalen en ik mocht op eigen kracht terug naar de kamer. We maken vorderingen!

En dus in plaats van hier eens lekker uit te rusten is het een kwestie van uw verantwoordelijkheden en taken op te nemen, waaronder terugbellen naar de garage.

Oei, daar weten ze van niks. Hadden ze die sleutel dan toch niet in de bus gestoken? Ze zullen het eens navragen en terugbellen.

Grrrrrr….. ik wil efkes van de wereld afspringen.

Het antwoord komt al snel van een verlegen mannenstem met de melding dat hij niet goed wist wat hij moest doen met die sleutel. Hij heeft hem dus maar achter een houten beeldje in de veranda gelegd.

Haha, ik zie hem daar al staan met die sleutel in zijn hand, speurend naar een plekje waar hij die kwijt zou kunnen. Camerabeelden zouden op zo’n moment wel eens interessant kunnen zijn.

Enfin, dus na deze boodschap alweer doorgegeven te hebben aan mijnen geliefde huisbaas, ben ik weer eens vrij van verdere boodschappen en taken.

En ik gniffel in mijn vuistje want ik zie dat buurvrouw ook druk bezig is met bellen om een aantal afspraken te verplaatsen want ze mag hier zo direct nog niet weg.

Maar ge peinst toch niet dat ge nu wat rust krijgt, zeker?

Daar doet meneer doktoor zijn ronde en komt mij het bijzonder goede nieuws melden dat ik geen kanker heb, dat mijn longen zelfs nog in behoorlijk goede staat zijn en dat de schade voor een groot deel omkeerbaar is als ik het roken kan laten en beweeg.

Ik mag naar huis. Mijn buurvrouw nog niet. Die haar waterleiding blijkt niet in orde te zijn en nu moet de afdeling loodgieterij ernaar kijken. Die zit hier dus nog een tijdje bezig te zijn.

Ik ga inpakken. En mijn lief bellen. Het rusten is er niet van gekomen, en het zal er thuis ook niet van komen. Och, van rusten wordt ge dik. En nu denk ik er weer aan: ik moest vermageren, hé. Weer een taak bij op mijn to do-lijst.

Lieve lezer, merci dat ge mijn onzin hebt willen lezen. Want zeg nu zelf, een schrijver zonder lezer, dat is nog erger dan een luis op een kam. Ik ben content dat ge mee hebt willen genieten van dit korte avontuur, ik ben content dat ik naar huis mag, ik ben content dat ik gezond ben bevonden, en die dokter die is zeker content dat hij van mij verlost is. Al ben ik deze keer echt niet moeilijk gaan doen.

Doe me een plezier, daar aan de andere kant van de leeslijn, en laat me weten hoe het met je gaat.

En als ze me niet te veel ambeteren met to-do-dingetjes of als ik mijn eigen agenda niet te vol prop, dan kom ik hier zeker nog wel eens terug om alweer wat zever te verkondigen.

Hou je haaks en hou er de humor in!

7 gedachten over “Niemand zei dat het om te rusten was…

  1. Fijn dat je naar huis mag. Wij missen een verslag van ‘onze reporter ter plaatse’ over die voetbaldinges. ’t Is misschien de moment om een pleidooi te voeren voor een lage-emissiezone in Evergem. Je kan zeggen dat de doktoor het gezegd heeft.

  2. Ik heb van je humor genoten, Annie. Ik ben zeer blij dat alles in orde is met jou. En geniet nu maar Herman en je tuin. Dikke knuffel, Wendy

  3. Geweldig nieuws! Zie dit als een laatste kans om je longen gezond te houden!
    Omarm ze! Wat heb jij toch een paar gezonde gekregen!
    Want COPD komt anders naar binnen geslopen als een demoon…

    Bekom maar wat van je nieuwe ziekenhuis avontuur…..
    Het woordje ‘THUIS’ kan toch mooi in de oren klinken, niet?

    ??????

    1. De COPD heeft de ingang al gevonden hoor, Inge, maar ’t is nog maar een kleine muis die we kunnen reduceren tot een nog kleinere muis als ik erin slaag om van de saffies te blijven. En inderdaad, Inge, thuis is een fijn woord en een nog fijner gevoel. Knuf!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *