HET ZIEKENHUIS : DE LAATSTE ETAPPE – Mobiliteitsplan

Ik zal er niet over uitweiden, maar ’t was weer een luizige nacht met pijn en zweten. Uiteindelijk hebben ze me dan maar van die pillen gegeven in de vorm van een zware voorhamer waarmee ze op je kop kloppen en waarvan je de rest van de tijd buiten westen zijt.

Vanmorgen zijn ze nog maar eens bloed komen trekken. Ongelooflijk hoeveel dat ziekenhuis hier al van mij zomaar heeft weggenomen. En die vinden dat normaal  zulle, die generen zich daar niet voor. Die vragen zelfs niet of ik het goed vind. Ze pakken wat ze nodig hebben. Ze hebben nu al een stuk van mijn darm en liters bloed. Jaren terug hebben ze al eens een eierstok weggenomen. Niet dat het toen nodig was bleek achteraf, maar ze hebben het toch maar gedaan voor de zekerheid.  Wat hebben ze nog nodig in hun verzameling dat ik zou kunnen bieden?

Het voordeel van draad- en buisjesloos te zijn is dat ge dan kunt douchen. Zaligheid. En het was nodig, want gisteren was ik in staking gegaan. Ze hadden me beloofd dat die driedelige draad uit mijn hals mocht na het ontwaken, maar toen kwamen ze ineens op hun beslissing terug en moest ik wachten tot de dokter nog eens langs kwam. Poeh.

– ‘Kunt gij u zelf wassen mevrouw?’

– ‘Neen, ik was mij niet zolang die draad nog in mijn nek steekt. Ik ga in staking.’

Die verpleegsters vonden dat blijkbaar plezant. Ik geloof dat ze niet veel van dit soort koppige patiënten in huis krijgen.

En toen ze dan uiteindelijk die rotzooi er toch uit hadden gehaald, toen had ik geen goesting meer om me nog te wassen. Het was dus hoogdringend dat ik vandaag eens een dubbele portie douche nam.

Ik voel het ook een beetje als sociale verplichting, want sinds vanmorgen heb ik er een nieuwe buurvrouw bij gekregen. Een lieve oudere dame wiens schildklier er moet uitgehaald worden. Zo meteen komen ze haar halen en dan zal ze waarschijnlijk vervolgens ook een nachtje op intensieve moeten doorbrengen.

Sinds gisteren laat ik hier regelmatig mijn billen zien aan iedereen die erom vraagt. Ze hebben er weeral moeite mee om te geloven dat die Clexane (de rotzooi die ze inspuiten omdat je geen phlebitis zou krijgen) bij mij ongevraagde bijwerkingen geeft. Een paar dagen na de inspuiting komt er plots een rode vlek tevoorschijn, en daarop komt dan één of meerdere blazen die jeuken als de pest.

Mijn ziel, geest en lijf zijn samen een hecht team. Die vinden alle drie dat we geen chemische troep moeten hebben en dan vormen ze een serieus front tegen alles en iedereen die daar anders over denkt. Mijn ziel zorgt ervoor dat mijn moraal goed genoeg is om zelf die genezing in te zetten, mijn geest ontpopt zich tot een niet geziene assertieve aanvaller die ge allicht niet vergeet, en mijn lijf toont zijn grote gelijk door bubbels, vlekken, zwellingen, en andere fraaie verschijnsels te toveren voor wie overtredingen begaat.

En hoe duidelijk ik het voor mezelf altijd wel weet, toch trap ik meer dan me lief is in de val van mensen die het allemaal beter menen te weten.

Toen ik gisteren met mijn rolwagen op mijn trage tempo mijn kamer inreed, stond daar een dame die me een volle minuut stond aan te gapen. Ze blijkt de kinesiste te zijn.

– ‘Bent u rolstoelpatiënte, mevrouw?’

– ‘Heu, neen zeker? Of wel? Het ligt eraan wat ge daarmee bedoelt.’

– ‘Voordat u naar het ziekenhuis kwam, zat u dan ook al in een rolstoel?’

– ‘Ba neen, ik heb dat hier voor het eerst ontdekt en het is een gemak voor de lange afstanden.’

– ‘Maar mevrouw, het is de bedoeling dat u bewéégt, hé!’

– ‘Ja maar, ik bewéég wel hoor. Ik doe niets anders dan op en neer wandelen, ik was mezelf, ik behelp mezelf met alles, ge moet niet denken dat ik mijn dagen doorbreng in die rolstoel.’

Maar of ik dat nu tegen de muur zei of tegen die madam, dat bleef helemaal gelijk.

– ‘Kom, ik ga met u de gang eens op en af lopen.’

– ‘Als ge dat graag doet, dan wil ik dat gerust doen voor u. Ik heb hier alle tijd van de wereld. En gij ook precies.’

Ze hangt mijn drie zakken vloeistof aan eens staander en dan biedt ze me haar arm aan.

– ‘Neen, dank u, ik hoef uw arm niet. Ik sta stevig op mijn benen. En ik kan die staaf ook zelf wel voort duwen hoor.’

Maar dat liet ze me niet toe. Waarschijnlijk zou ze dan helemaal het gevoel gehad hebben dat ze zinloos bezig was.

Wanneer we na die op-en-af terug op de kamer komen zegt ze betuttelend:

– ‘ziet ge wel, dat ging goed he. Ge moet dat alle dagen doen hé mevrouw.’

– ‘Maar ik doé dat alle dagen.’

Neen, dat heeft ze weer niet gehoord.

Ik hou van mensen, maar dit is het soort waar ik toch echt moeite moet voor doen. Dat geef ik eerlijk toe. Dergelijk gedrag getuigt van zoveel zelfingenomenheid en eigen waarheden dat ik telkens het gevoel heb tegen een lege en dichtgeplakte kartonnen doos te praten.

Bent u rolstoelpatiënte? Allez zeg, ge moet mij eens vertellen wat de definitie is van een rolstoelpatiënte. Is dat iemand die altijd in zo’n stoel met wielen zit? Of zijt ge het ook als ge 1 dag in zo’n ding zit?

Schaf dergelijke woorden toch af, mensen.

In elk geval heb ik me toch maar weer laten doen en ben ik de rolstoel netjes gaan parkeren bij de anderen. Ik ben vervolgens zonder enige ondersteuning naar beneden gegaan, en toen ik terugkeerde meende ik dat ze me met een vuilblik en stoffer van de grond zouden mogen schrapen. En pij-ij-ij-ijn!

En dan zegt de hoofdverpleegster:

– ‘Maar mevrouw, ge moet wel meer rusten hé. Ge zijt echt wel een beetje te actief bezig.’

Gisterenavond heb ik dan een rollator gekregen. ’t Is toch plezant zulle, om al die dingen nu al eens uit te proberen. Dan weet ik tenminste al hoe die dingen werken tegen dat mijn lijf het helemaal laat afweten.

Maar, ’t wilt weer lukken, met die rollator was er wat mis. De verpleegster excuseerde zich ervoor. De rem stroefde een beetje zodat die een voortdurend brommend geluid maakt. Ik vind het niet erg. Integendeel, dan moet ik niet claxoneren als ik de mensen voorbij raas. (haha).

De mensen kijken wel allemaal om als ze me horen afkomen. Zo ook dat verpleegstertje hier op de gang. Ze bleef staan kijken en vroeg zich af wat er schortte.

– ‘Blijft hij haperen?’ vroeg ze.

– ‘Neeneen, het is een elektrische. Die maken zo’n geluid.’ zeg ik.

– ‘Ooooh, maken ze die nu ook al elektrisch? Dat wist ik niet. Het is de eerste keer dat ik dat zie.’

– ‘Ja ’t zal wel. Maar neen, kinneke toch, hij maakt gewoon lawaai. Dat is helemaal geen elektrische!’

– ‘Och god, wat ben ik toch naïef!’ beklaagt ze zichzelf.

Maar ik vind het schoon als mensen naïef zijn. Dat is pure onschuld.

 

Tot de volgende!

5 gedachten over “HET ZIEKENHUIS : DE LAATSTE ETAPPE – Mobiliteitsplan

  1. Yes yes Annie is back ???tot ons groot vertier elke ochtend! De dag al lachend beginnen met jou ??? ‘T kan erger voor ons ???
    Wat ben ik toch echt superblij dat je van al die miserie af bent, nu is het enkel maar beteren he ????

    1. Haha, Chriske, ik ben blij dat het jou blij maakt. Van die miserie af? Ik snap wat je bedoelt, maar ik vind dat ze mij gvd nu pas in de miserie hebben gestoken. Wat een ellende zeg. Dat gaat hier veel te traag naar mijn goesting. We gaan ons hier serieus moeten toeleggen op een cursus ‘geduld’. Moeilijk.

  2. maar Annie toch ……. ik lig weeral in de deuk van ’t lachen …. waar haal je het !!
    Fantastisch !!
    Draag zorg voor jezelf en hopelijk spoedig thuis, dikke kus en tot binnenkort !

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *