MEMOIRES VAN EEN HOND – deel 7

 

SAMSUNG

Die verhuis naar Evergem, dat was gelijk de zaligheid van de hemel. Je vrij voelen, open lucht, geen geraas van auto’s en luide muziek, geen tram die in de vroege ochtend voorbij dendert en je uit je slaap haalt. Het begin van een heerlijk nieuw leven.

Het was zo’n beetje een gevoel als de plek waar ik nu zit. Dezelfde vrijheid, de openheid, het begrip van alle andere wezens hier rond mij, geen haat en geen angsten, gewoon jezelf kunnen zijn en genieten.

Mensen op aarde hebben het zo moeilijk met dat genieten. Ze zouden wel willen, maar tegelijkertijd zitten ze te piekeren en zich zorgen te maken om dingen die ze niet kunnen veranderen of waarvan ze denken dat ze die niet kunnen veranderen. Altijd maar kijken naar het verleden of naar de toekomst, in plaats van gewoon te kijken naar die mooie wereld en de goede kanten van het leven en van de mensheid.

Op dat vlak kunnen mensen nog wel iets leren van honden. Honden kenden al de mindfulness ‘avant la lettre’. Honden leggen zich neer bij wat er op dat moment is, en ze zien wel wat erna komt.

En nog iets: honden vechten niet tegen hun emoties. Emoties zijn er om te beleven, maar je moet er niet in blijven hangen. Ik kon best wel eens verdrietig zijn, of een beetje boos, maar dat moest geen uren duren.

Mijn bazinneke die vecht soms tegen haar verdriet omdat ik er niet meer ben. En dan probeert ze zichzelf wijs te maken dat ik ‘maar een hond’ was, maar ze weet wel beter. Voor mij was zij ook niet ‘zomaar een mens’. En ze probeert dan te focussen op de voordelen van mijn afwezigheid: niet meer alle dagen stofzuigen, niet meer haasten om thuis te zijn omdat ze dacht dat ik honger had of moest plassen, of omdat ze me niet te lang alleen wilde laten zitten, en ze kan nu met baasje ook weer eens op vakantie. Maar ze mag gerust verdriet hebben. Ik heb dat ook wel. Maar langs de andere kant is het hier ook wel plezant en het hoort nu eenmaal bij het leven dat je moet sterven.

Ik heb hier ook kennis gemaakt met Toine en met Miek, dat waren vrienden van mijn bazinneke toen ze jong was. Ik heb hier nogal verhalen gehoord, zeg!  Maar je weet dat ik daarover niet mag vertellen.

In de plaats daarvan zal ik eens iets anders vertellen. Iets over interpretaties.

Ik mocht eens mee met mijn bazinneke en mijn baasje in de auto om naar de bakker te rijden. Jullie weten intussen dat ik het te gek vond om achteraan in de koffer van die auto te zitten. Dat was daar mijn plekske, en vandaar kon ik alles in het oog houden en ik kon ook iedereen vooraan zien zitten, maar ik kon er niet bij, want er was een net ertussen. Ik vond dat goed, want zo was het duidelijk dat ik een eigen stukje had.

En toen ze stopten bij de bakker en uitstapten, dan bleef ik in de auto zitten. En tot verbazing van mijn bazinneke deed baasje de auto niet op slot. Dus vroeg ze:

– ‘waarom maak je de auto niet vast?’

– ‘Komaan,’ zei baasje een beetje verbaasd, ‘als ze de hond zien zullen ze zich niet geroepen voelen om de auto te stelen’.

– ‘Maar dààr maak ik me geen zorgen over’, zei bazinneke, ‘ik ben alleen bang dat ze onze hond zouden stelen’.

Zo zie je maar dat interpretaties en normen anders liggen. Maar ’t is toch maar weer eens een bewijs dat wij twee dikke maten waren, mijn bazinneke en ik.

En ik heb nog een andere anekdote over interpretaties.

Kijk, ik kreeg elke dag zo’n been die de tanden reinigen, want na vele pogingen om een tandenborstel in mijn bakkes te krijgen waarbij ik mijn tanden opeen hield alsof ze op slot zaten, heeft mijn bazinneke het opgegeven. Je kan niet altijd winnen hé mensen.

En heel af en toe kreeg ik ook eens een echte kluif van bij de beenhouwer. Man, dan was het echt feest. En dan kwam toch echt de oerhond in mij naar boven hoor, want van mijn part mocht iedereen altijd mijn eten of gelijk wat van me afnemen, maar als ik zo’n echt been had gekregen, dan vond ik dat ze daar met hun fikken moesten afblijven en dat liet ik wel verstaan.

Maar dat mocht niet van mijn bazinneke. Ik mocht mijn lippen niet omhoog trekken zoals zij dat doen. Dan zei ze: ‘mag niet hé’ en dan wees ze met een vinger naar mij. En dan had ik alle moeite van de wereld om die lippen terug naar beneden te trekken, zelfs zo erg dat mijn kaakflappen er begonnen van de trillen omdat die niet meer wisten welke kant ze op moesten. Mijn verstand zij omlaag en mijn instinkt zei omhoog.

En soms dan vond ik dat ik dat been eventjes moest wegbergen. Dan ging ik ermee naar de tuin, op zoek naar een goed plekske om het te bewaren. Het was een heel samenspel van voorpoten en snoet om zo een groot been begraven te krijgen en ik was altijd content van mijn prestatie als ik het geklaard had.

En ik snapte er geen moer van hoe mijn bazinneke kon weten dat ik mijn been begraven had. En dan wilde ze meteen weten waar ik het had vertopt. Zucht….

Dus nam ik haar elke keer mee naar de tuin en bleef dan staan op de plek waar mijn been lag. Mijn bazinneke haalde het uit de grond, spoelde het af en gaf het terug. En een half uurke later deden we dat zelfde spelleke nog eens over. Soms drie of vier keer na mekaar. Ik zag er niet zo meteen de zin van in, maar mensen zijn soms niet te begrijpen.

 

(wordt vervolgd….)

 

Een gedachte over “MEMOIRES VAN EEN HOND – deel 7

  1. Annie, je zet jouw therapeutische sessies verder met je Bo-verhalen… Wie het schoentje past, trekke het aan nietwaar.
    Fijn om te lezen.
    Dankjewel
    b
    x

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *