MEMOIRES VAN EEN HOND – deel 12

Ik had het hier de laatste keer over mijn wandelingen, en daar wil ik nog wel een woordje over kwijt. Want wandelen betekent meer dan wandelen, maar dat weten de meeste mensen niet. Pff….de tekortkomingen van mensen beginnen hier een heel lijstje te worden.

Als jonge hond kon ik niet genoeg krijgen van wandelen. Voor mijn part was een hele dag stappen in de Ardennen een groot feest. Behalve die ene keer dat ik zo raar begon te doen, en toen zag mijn bazinneke dat mijn leiband ineens zo spande rond mijn nek. Had er mij blijkbaar een teek te pakken gekregen in mijn nek waardoor die helemaal opzwol. Maar dat is snel goed gekomen mits de goede zorgen die ik kreeg.

En het is ook in de Ardennen dat ik mijn bazinneke en mijn baasje liet verstaan dat ik een dagje ouder werd en dat die lange wandelingen wel een beetje mochten ingekort worden. Na een uurtje stappen ging ik halverwege gewoon liggen. Tja, aangezien mensen nog altijd niet in staat zijn om ons, honden, te verstaan, moest ik het wel op die manier uitleggen, hé.

Maar ik wist dus niet dat wij halverwege de wandeling waren. Ik kan niet in hun hoofden kijken, nietwaar. Al moet ik zeggen dat het van hieruit een heel stuk beter gaat. Dat is heel interessant, maar daar wilde ik het nu niet over hebben.

Dus ik dacht: ‘ik wil terug! Laat ons rechtsomkeer maken!’ En dus ging ik ook liggen in de richting van waar we kwamen zodat ze het konden snappen. Maar zij bleven maar aandringen dat ik in de andere richting verder moest. En ik hield poot bij stuk dat ik niet verder wilde. Dus stonden we daar zo een goed kwartier met onze eigen kop te spelen.

Uiteindelijk heb ik maar toegegeven. Er moet toch iemand de slimste zijn, hé. En uiteindelijk was ik na dat kwartier toch ook al een beetje uitgerust.

Maar ze hebben het wel verstaan, mijn bazinneke en mijn baasje. Ze hebben me voortaan niet meer zo’n hele dag op sleeptouw genomen, maar de wandelingen wat ingekort.

En dan wil ik het ook nog eens hebben over de leiband. Hoe is het toch mogelijk dat mensen daar zo fout over denken. Ze denken dat een leiband iets is waarmee ze hun hond vasthouden zodat hij niet kan weglopen.

Nu moet ik beamen dat het wel geldt in sommige gevallen. Had ik geen leiband aan gehad, dan zou ik wel eens meer achter een kat aangelopen zijn, en ik weet ook wel dat daar vodden van komen. Maar het was sterker dan mezelf. In mensentaal zouden ze dat ‘onweerstaanbare drang’ noemen.

Maar voor een hond is een leiband vooral een prima middel om zich verbonden te voelen met degene die mee wandelt. Wanneer mijn bazinneke met mij ging wandelen, dan was het heel handig wanneer ik die leiband aanhad, want dan wist ik tenminste dat ze in de buurt bleef. Want wanneer ze mij liet los lopen, dan moest ik om de halve minuut omkijken om te zien of ze nog wel mee was. Dat is behoorlijk arbeidsintensief, en dat stoort bij het snuffelen.

En het voelt inderdaad als een soort verbondenheid. Niet iedereen moest proberen om mij mijn leiband aan te doen en met mij de straat op te gaan. Wat dachten ze wel? Ik koos zelf wel mijn gezelschap uit.

En hoe ouder ik werd – dat moet ik schaamtevol toegeven – hoe kieskeuriger ik daarin werd. Ik vond het nog wel OK om met mijn baasje te gaan wandelen, maar alleen als mijn bazinneke ook mee kwam. Hij stond daar dan uitnodigend met mijn leiband aan de voordeur te zwaaien, en dan keek ik eens of mijn bazinneke haar andere vacht al aanhad en of ze het niet te druk had. Als ze niet mee kon, dan bleef ik ook liggen waar ik lag.

Tja, oud worden… Het is zo een beetje als bij mensen. Die worden ook wat eigenzinniger met de jaren. En die staan ook veel meer op hun strepen. Ik ook. Ik ben altijd een heel meegaand type geweest, en ik kon me bij elke beslissing en bij elke situatie neerleggen, maar hoe ouder ik werd, hoe meer ik mijn rechten ging opeisen. Hoe zou je zelf zijn?

’s Ochtends ging ik naast mijn baasje in de weg liggen bij het ontbijt, want ik riskeerde niet dat hij zou vergeten om me zijn laatste stukje boterham met kaas te geven.

En bij het avondeten installeerde ik me naast mijn bazinneke – ook goed in de weg natuurlijk – en dan wachtte ik heel geduldig af tot ze gedaan hadden met eten. Dat kon ik heel goed horen want dan legden ze hun bestek op een bepaalde manier in hun bord en dat was dus het heilige signaal dat het ritueel kon beginnen.

Dan stonden ze recht en begonnen ze de tafel af te ruimen. Vanaf dan begon ik te blaffen, want op dat moment werd het pas echt belangrijk. Ik kreeg dan mijn dessert onder de vorm van een been voor mijn tanden.

En een groot geluk dat ik dat elke dag heb volgehouden, want uiteindelijk had ik na veertien levensjaren nog altijd een prima gebit. Maar mogelijk komt dat ook doordat ik nooit van die droge voeding heb moeten eten. Ik ben honden tegengekomen op mijn wandelingen die me vertelden dat ik een gelukzak was met zo’n gaaf gebit, maar dat zij harder moesten kauwen en dus meer sleet hadden.

Och ja, ik weet het, ze hebben me goed gesoigneerd tijdens mijn leven. Merci, bazinneke!

(wordt vervolgd….)

Een gedachte over “MEMOIRES VAN EEN HOND – deel 12

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *