HET ZIEKENHUIS: EEN AVONTUUR – deel 7

SAMSUNG

Als je zo een paar keer onverwacht het ziekenhuis wordt ingekatapulteerd, dan zou je denken dat je je lesje wel geleerd hebt, maar neen hoor, Annie niet.

Zo ben ik eens in bikini op spoed beland, nog net een flinterdun kleedje over aangetrokken. Gelukkig. En de andere keer stond ik daar al gereed in pyjama. Geef toe, als dan het moment aangebroken is dat je naar huis mag, dan valt je plots te binnen dat je niet in bikini de straat op kan als buiten de regen met bakken uit de lucht valt en er een gure wind staat. Of ook niet in pyjama.

Maar ’t heeft ook zijn plezante kanten. Op die momenten dan wordt eindelijk eens duidelijk wie er thuis eigenlijk het huishouden bestiert. Niet dat ge mij hoort klagen, want als ik de eerste in bevel ben – over het huishouden welteverstaan – dan wil dat ook zeggen dat ik degene ben die kan bepalen wat er onder andere op tafel komt.

Maar ’t heeft wel wat om het lijf als je van op afstand of via SMS moet beschrijven waar je lieve halve trouwboek een paar onderbroeken voor je kan vinden in huis. En dat viel nog redelijk mee. Maar het wordt anders als je om een pincetje vraagt, of de lader van je GSM. Om niet te spreken over één welbepaalde pyjama. Om dan vervolgens te constateren dat hij wel de juiste pyjamabroek mee heeft, maar daarbij een ander pyjamavestje.

Och, ge hoort mij hier geen kwaad woord zeggen over mijn lieve schat. Hij heeft voor mij een week verlof opgeofferd. Zeg nu zelf, is dat geen onvoorwaardelijke liefde?

En nog liever de mijne dan die vriend van mijn buurvrouw. Zij was bang om hem iets te vragen. Niet dat hij dat niet met plezier meebracht voor haar, maar hij moest altijd overdrijven. Ze vroeg hem om twee potjes Yoghurt van haar speciale merk mee te brengen, komt hij aanzetten met een hele berg. Boekje nodig? Hij koopt gewoon de kiosk leeg.

Zo’n verblijfje, dat heeft wel impact op een mens. Je ontdekt niet alleen een andere wereld, maar je ontdekt ook een heel ander stukje van jezelf. En daar stond ik nu en dan wel eens van te kijken.

Die eerste dagen, dan telde ik niet mee op deze aardkloot, dan mocht alles aan mij voorbijgaan, ik had er geen oog voor. Maar wanneer ik langzaam uit mijn lethargie begon te ontwaken kregen de dingen om me heen meer kleur.

Zo was er dat infuus dat me voortdurend in de weg zat bij alles wat ik deed. Probeer je maar eens te wassen of te slapen met zo’n aantal slierten aan je lijf. En naar gelang ik beter werd had ik Herman gevraagd om mijn PC mee te brengen (daar moest hij niet zo erg naar zoeken). Maar je hebt er geen idee van wat een tijdverspilling het is om je eigen draden en die van PC en muis uit elkaar te houden. Ik moet soms op een ware elektriciteitskast geleken hebben daar op dat bed. En nog meer ergernis wanneer je merkt dat de Wifi in dat ziekenhuis voortdurend overbelast is.

Maar tegelijk kon ik er ook van genieten om een PC bij de hand te hebben. Daar stond ik thuis nooit meer bij stil. En ik genoot ervan om boekskes uit te wisselen met mijn buurvrouw. Alleen voor de ‘Dag Allemaal’ heb ik vriendelijk bedankt. Ik heb daar niks op tegen, maar echt, het is aan mij niet besteed.

En ik kon verwonderd kijken naar alle nieuwe snufjes die de verpleging ter beschikking had om de zieke mensheid bij te staan.

Temperatuur meten? Gewoon met een pistool in je oor schieten en klaar is kees. Saturatie van Mevrouw Van Mulders? Zet een wasknijper op haar vinger en je weet het meteen. Gewicht? Zet je even op de stoel en verheug je: op een week twee kilo afgevallen. Daar moet ik thuis veel meer moeite voor doen.

Hoewel die verpleegsters ginder wel een boom konden opzetten over die vernuftige dingen. De technisch directeur zou hen vooraf gezegd hebben dat dit wonderding de verpleging op termijn zou vervangen. Tja, zoiets moet je tegen een verpleegster zeggen, natuurlijk.

En dan de verwondering over de accurate aanpak in het ziekenhuis. Elke keer dat er een verpleegster voor gelijk welke kleine interventie ook je kamer binnen komt, dan vraagt ze je naam en geboortedatum. Mijn buurvrouw dacht eerst dat ze dat deden om te zien of je nog altijd voldoende bij je verstand was. Kan ook zijn, natuurlijk.

Maar ook de verwondering over mijn eigen gedrag.

Weet je, een mens begint zich algauw te vervelen als hij zich wat beter voelt. Dan maar eens wat rondtoeren met de staf in de hand. Kijk, ik ben niet iemand die in de lift naar de grond zit te kijken omdat ik de mensen niet durf aankijken, maar ginder kon ik het me niet laten om tegen gelijk wie iets te zeggen. Neen, geen verhalen vertellen, dat doe ik niet, maar wel wat commentaar geven.

Zo was er dat oudere koppel dat naar het labo moest. Madam drukt op het knopje van het tweede verdiep. Meneer drukt op het knopje van het eerste verdiep. Zegt zei: ‘Maar allez, schat, het is toch niet op het eerste!’ waarop hij snel op het derde knopje drukt. Voor ik het wist hoorde ik mezelf zeggen: ‘Bah ja, maak er hier maar nen omnibus van!’

Of die keer dat ik net het nieuws had gekregen dat die nieuwe antibiotica eindelijk hun werk begonnen te doen en dat ik me alleen in de lift bevond. Mijn moraal was ineens een meter gestegen en ik hoorde mezelf in de lift zingen van ‘Hoe schoon op de wereld, de zomerse hei’. Ik schrok er zelf van, want ten eerste is het niet van mijn gewoonte om op openbare plaatsen beginnen te zingen (komaan jong, ik stond wel alleen in die lift, hé), maar ten tweede was dat een liedje dat ik op de lagere school had geleerd en allang vergeten was. Dat kwam zomaar ineens op-poppen. Het menselijk brein blijft een mysterie.

En dan heb ik een nog een meer verontrustend voorbeeld van mijn eigen gedrag.

In die lange gang beneden stelde ik vast dat de meeste mensen er de regels van het verkeer aanhielden, dus doorgaans ging iedereen aan de rechter kant lopen voor een goede doorstroom. Maar ik had geen behoefte aan een goede doorstroom. Ik had alle tijd van de wereld. Ja, je hebt het geraden: ik ging gewoon links lopen. Hoe tegendraads kan je zijn!

In psychologie noemen ze dat het ‘lucifer-effect’ wat wil zeggen dat ieder mens in zich een demon heeft die in welbepaalde omstandigheden naar boven kan komen. Die van mij blijkt nog enige humor te hebben.

Het is inderdaad zo dat wij onszelf niet kennen. Want wat doen we wanneer we onszelf moeten beschrijven? We doen dat in de omstandigheden die we leven. We gaan onszelf niet beschrijven zoals we ons zouden voelen en gedragen wanneer we ons op een ondergaande Titanic bevinden.

De toepassingen van de psychologie tot in het ziekenhuis. ’t Komt altijd van pas.

(wordt vervolgd…)

 

2 gedachten over “HET ZIEKENHUIS: EEN AVONTUUR – deel 7

  1. Hahahaha! Ik zit hier mij te verkneukelen….en ik zie da in geuren en kleuren voor mij.
    Plots sloeg mijn fantasie op hol!
    GEZOCHT! PSY! voor PSY. Maar ‘WIE’ kan er deze dame aan?
    Super leuke titel voor toneel volgend jaar!
    Iemand met maturiteit, vanaf 45j.
    Met een sterke ruggengraat!
    Met een vleugje humor,
    Vooral geen DWINGENDE aanpak…
    Maar allė, da zou super zijn voor een toneelstuk!!
    M

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *