Zelfs de politiek bleef niet ongemoeid in de apenkooi. En nu moet ik zeggen dat ik daar toch een schoon staalke van moraalpreek heb gehoord dat ik wel kon appreciëren.
Er zaten daar twee mensen waarvan de ene zeker een Turk was, en de andere was minder gedefinieerd, maar hij sprak evengoed dat taaltje waar ik niks van begrijp. In elk geval schakelden die mannen over op het Nederlands, en dat maakte het voor mij al een stuk minder saai.
De Turk poneerde dat hij Erdogan erg wist te appreciëren want die man had veel goede dingen gedaan in zijn land. De ongedefinieerde was het daar niet mee eens. Heel bedaard, maar overtuigend zei hij tot zijn vriend:
– ‘Jij woont in Gent. Je leeft in onze gemeenschap, onze gemeenschap geeft jou elke maand geld en je krijgt hier de beste zorgen die je maar kunt wensen. Dat heb je nu genoeg ondervonden. Dan is het maar normaal dat je loyaal bent aan deze gemeenschap. En Erdogan kan in zijn land doen wat hij wil, maar hij moet onze regels hier niet met de voeten komen treden en oproer zaaien tussen de mensen die hier leven en waar wij voor zorgen.’
De Turk liet het bezinken en knikte.
– Ja, dat is waar.’ zei hij.
Kijk, dat vind ik nu schoon zie, dat mensen hun ei leggen waar het hoort.
En – om een beetje in de politieke sfeer te blijven – ik heb me daar dikwijls afgevraagd of terroristen niet op andere gedachten zouden komen mochten ze zo een weekje flink ziek in het ziekenhuis belanden. Een mens heeft in die omstandigheden vaak niet veel overtuigingskracht nodig om anders beginnen te denken.
Net zoals de meeste mensen noem ik mezelf geen racist. Hoewel – ik geef het toe – mijn buik wel eens een andere mening geeft wanneer ik het gedrag van sommigen zie. Zouden die zich daar echt niet van bewust zijn?
Zo kon je er donder op zeggen dat – wanneer er zo een groep vreemdelingen in of rond de apenkooi zat – er sigaretten werden gebietst. Niet ééntje, maar vele.
Het kan een Belg ook overkomen om eens zonder te zitten, en soms zal die ook wel eens nederig een saffie afbedelen, maar dat is eerder uitzonderlijk.
En luidruchtig dat die mensen zijn. Om te beginnen voegen ze zich meestal in zwermen samen, en dan moet er ook altijd geroepen worden. Waarom weet ik niet. Zitten doen ze liefst op de leuningen van de banken met hun voeten op het zitgedeelte. En peuken gooien ze bij voorkeur op de grond in plaats van in de asbak.
Ik begrijp daar dus niks van. Ik kan me ook niet voorstellen dat ze dat doen om hun wereld te koeioneren. Maar kunnen we hen dan bij aankomst niet gewoon eens uitleggen wat hier de geplogenheden zijn? Of klinkt dat te naïef?
’t Is waar eigenlijk. Want als je zou zeggen dat ze zo niet in zwermen moeten klitten, of dat ze wat minder luid moeten roepen (en al zeker niet in een ziekenhuis) of hun peuken niet op de grond gooien als er een asbak staat, dan hebben ze alle reden om ons te wijzen op de vele Belgen die hetzelfde doen.
Laat ons zeggen dat ik racist ben tegenover alle mensen van gelijk welk ras of kleur die zich niet weten te gedragen. Is dat toegelaten of kan ik daarvoor ook een boete krijgen?
Enfin, ik heb me ginder niet geroepen gevoeld om daar verandering in te brengen, dat geef ik toe.
Maar ter compensatie heb ik nu en dan wel eens mijn rugzak bovengehaald om de een of de ander een duwke in de juiste richting te geven. Zo ook dat jonge moedertje wiens baby van 7 maanden opgenomen was omdat ze een trauma had opgelopen en niet meer durfde eten. Ze stond daar huilend haar verhaal te doen dat ze gezegd hadden dat de kleine en zei evengoed naar een psychiater moest gaan. Moest ik wel eens om lachen. Baby van 7 maanden bij psychiater?
Schrijnender was de verpleegster die het kind met geweld een fles in de mond duwde en zei: – ‘ze zal bij mij wel eten, want ze weet nog niet met wie ze te doen heeft’.
Een mens krijgt daar zeer van aan zijn hart als hij zulke verhalen hoort.
De meeste verpleegsters zijn engelen, maar hier en daar zit er ook een duvelke tussen.
Zo vertelde een dame me dat ze de verpleging vroeg om te helpen bij het uittrekken van haar steunkousen. Zei die verpleegster:
– ‘Doe dat maar zelf, ge hebt toch niks anders te doen.’
Ach, het zijn uitzonderingen, dus laat ons maar focussen op de goede dingen die daar gebeuren.
En zo heb ik ontdekt dat er ook les wordt gegeven, zei het wel in dubieuze praktijken.
Ik hoorde daar een gast vertellen dat zijn kameraad lege vuilniszakken in brand stak om er vervolgens de giftige dampen van in te ademen om high te worden. Dat was nieuw voor mij. Niet dat ik van plan ben om zoiets te proberen. Ik heb genoeg aan mijn sigaret.
Het ziekenhuis, het is een wereld apart. En ik weet dat ik nog eens terug moet voor een paar onderzoeken, maar daarna hoop ik dat het afgelopen is. Het is boeiend geweest, maar het is er toch niet mijn biotoop.
Ik ben dankbaar dat ziekenhuizen bestaan, en ik ben dankbaar om ons systeem van gezondheidszorg. Men weze verwittigd: bij mij moet ge niet komen zagen over de belastingen die we te veel betalen.
En ik ben dankbaar voor de vriendelijke en professionele equipe die mijn lijf en leden weer tot de levenden hebben gewekt.
Maar vooral ben ik dankbaar voor die welhaast honderd berichtjes en telefoontjes van vrienden met wensen voor beterschap. Het heeft duidelijk geholpen.
En mocht je zelf ooit in het ziekenhuis belanden, probeer dan ook eens naar die boeiende wereld te kijken. Het verzacht de pijn en de zinnen.
Blij dat ik weer thuis ben in ons warme nest.
EINDE
