Het ziekenhuis: herstelling onder garantie – deel 2

Ik ben er nog altijd van overtuigd dat ik indertijd geen betere keuze kon maken dan studies Psychologie. Ik heb mijn job altijd met veel plezier gedaan. En wie had ooit gedacht dat ik mezelf nog eens onder handen zou moeten nemen?

Toen de spoedarts me vertelde dat hij me ten eerste nuchter zou houden (maar jong toch, ik kan geen eten riéken!), en ten tweede dat de chirurg dan de volgende ochtend zou kunnen beslissen wat er moest gedaan worden (wat zegt die nu? Ik wil helemaal geen chirurg!) dan begon zo stilaan het koude zweet langs mijn rug naar beneden te sijpelen.

Nu moet ge weten dat ze mij al bij vorige opnames verteld hadden dat een ingreep tijdens infectie betekent dat je voor 3 maanden een stoma krijgt. Maar allez zeg, neen, dat is voor mij echt het einde. Het doet me denken aan de hondenwandelaars die net de poep van hun hond hebben opgeraapt en hun wandeling verder zetten met dat zakje stank.

En tegen dat ik goed en wel op mijn kamer kwam, dan voelde ik hoe dat kippenvel kwam opzetten. O Godgeklaagd, ik herken die symptomen: op die manier komt een paniekaanval tot stand. Je wil dat echt niet weten hoe bangelijk dat is.

En dan denk ik: Annie, nu moet ge u maar eens inbeelden dat al die mensen die je ooit hebt begeleid naar je staan te kijken hoe jij het ervan afbrengt. Da’s ne  moeilijke, zulle! Maar het is me gelukt om het tij te keren. Ik fier. Daaraan zie je dat een mens begint kierewiet te worden. Eerst inbeelden dat er kijkers zijn, en vervolgens fier zijn. En dat allemaal in je dooie eentje. En midden in de nacht.

De volgende dag kreeg ik geen chirurg te zien en kreeg ik eten (dat ik weliswaar niet heb aangeraakt). Dat signaal stelde me gerust. Geen strontzak voor mij. Voorlopig niet, en over zes weken ook niet. Want dan gaan ze mij wel degelijk opensnijden en een stuk van mijn ingewanden wegnemen, maar ze naaien de twee uiteinden netjes aan mekaar. Ik zal speciaal vragen dat ze de kruiskessteek gebruiken, dat vind ik een mooie en die is ook stevig.

Ik vind het een rare gedachte. Wat gaan ze doen met dat stukske ‘mij’? Krijg ik dat mee in een potteke om op de schouw te zetten? (Maar neen, ik weet het, dat wordt heel secuur geregistreerd en onderzocht en na een heel parcours wordt dat uiteindelijk ergens mee in een kist gedumpt.) Stel je voor dat je zo stukje bij beetje steeds meer wegsnijdt uit een mens tot er bijna niets meer overblijft. Als je daar lang over nadenkt dan kom je in een filosofische mijmering terecht over ziel en hemel en zo.

Genoeg over dat soort onzin. Tijd voor andere onzin.

Je weet misschien nog dat mijn vader zei dat het een goed teken was wanneer een mens weer kan genieten van een saffie of – in zijn geval – van zijn pijp. Wel, ik doe mijn best om het elke dag eens uit te proberen, maar ik kan niet zeggen dat het echt smaakt. Neen, begin nu niet massaal te zeuren dat dit het uitgelezen moment is om te stoppen. Ik wéét het, en ik zeg het zelf al elke avond tegen mezelf, dus dat is voorlopig genoeg.

Bovendien ligt naast mij een dame van 74 die zich haar leven lang suf heeft gepaft en nu opgenomen is met ademhalingsproblemen. Het is alsof ze het er hierboven om doen en alle middelen inzetten om me met mijn neus erin te wrijven.

In elk geval rook ik dus weinig met als gevolg dat mijn geurzin zich begint te herstellen. Wat is me dat een tegenvaller, zeg! Niet alleen sigarettenrook of asbakken stinken, maar de hele wereld stinkt. De uitlaat van de taxi die staat te wachten aan de ingang, de walm die uit de cafetaria komt, de mensen in de lift, en dan spreek ik nog niet van de geur van het kleine kamertje. Ik denk dat ik me voortaan ga overspuiten met eau de toilette en me door het leven begeven in een wolk van mijn eigen geurenwereldje.

Of ik ga weer volle bak paffen van zodra ik op de been ben om mijn neus plat te leggen. (Neen, niet slagen hé!)

Maar jullie zitten natuurlijk niet op dat soort verhalen te wachten.

Laat me jullie vertellen over mijn domme kop en de domme kop van anderen.

De eerste dagen lag ik gelukkig alleen op de kamer, want als ik me ellendig voel dan moet ik liefst niemand in mijn buurt. Of toch: mijn halve trouwboek. Dat is alles. Onze verzekering dekt alleen tweepersoons, maar je weet dat ik dat sowieso zou verkiezen van zodra ik maar een klein beetje weer tot de mensheid behoor.

Na twee dagen krijg ik gezelschap. Een dame wordt binnengerold in een rolwagen, vergezeld van haar man. Ik schat hem meteen in als een heel zorgzame wanneer ik hem tegen de verpleegster hoor zeggen welke medicatie hij elke dag aan zijn vrouw geeft, terwijl ik haar toch niet helemaal dement of verlamd inschat. Wanneer hij vertrekt groet hij mij vriendelijk. En dan wordt het voor een tijdje stil in de kamer. Ik merk dat mijn nieuwe buurvrouw niet echt in pijn zit, dus na een tijdje begin ik me af te vragen of ik toch eens geen woordeke zou moeten placeren. Ik wacht en zit wat te rommelen op mijn GSM waarop ik zie dat mijn schoondochter fotootjes heeft geplaatst van de kindjes. Het was die dag de verjaardag van mijn oudste kleinkind. Ik zou die avond koken voor hen en een taart met vier kaarsjes voorzien. Het kadootje lag ingepakt klaar. Ik heb mijn zoon gevraagd om het kadootje op te halen en met begeleiding van een dikke zoen van oma te overhandigen. Voor het feestmaal en de taart moesten ze helaas zelf zorgen.

Dus… Ik vind dat een perfecte opener.

– ‘Heb jij kleinkinderen?’ vraag ik.

Ze drukt haar kin even naar voor ten teken dat ze me niet heeft verstaan. Ik herhaal mijn vraag, terwijl ik moet denken aan mijn vorige buurvrouw die zo doof was als een pot, en dacht: ‘toch niet weer!’

– ‘Of je kleinkinderen hebt?’

Ze knikt, maar ik krijg geen klank. En vervolgens gaat ze verder met haar bed te schikken. Ik geef het op en ik denk bij mezelf: ‘Dat wordt niks tussen ons’.

Maar intussen ben ik wijzer en vind ik mezelf een verdomde oen. Ik, die er zo prat op ga altijd vanuit een objectiviteit naar mensen te kijken, hen te aanvaarden met hun botte en scherpe kantjes, niet te oordelen op voorhand. Annie, gij kieken!

Het zal je zo meteen wel duidelijk worden waarom.

Eerst werd het nacht. Mijn buurvrouw slaapt het eerste, en ik niet lang erna. Midden in de nacht wordt ik wakker door stemmen. Ik hoor gebrabbel. En dan opnieuw gebrabbel. Ik open mijn ogen en zie buurvrouw in haar bed liggen, kijkend naar iemand aan het venster. Op het eerste zicht denk ik dat de buurvrouw brabbelt en dat een verpleegster haar tracht te helpen. Mis poes.

Ik open mijn ogen omdat de boel daar blijft brabbelen en dan zie ik dat er een oude man bij het venster staat. Hij heeft een looprek waar hij gebogen over staat en zijn stekkenbeentjes leiden naar een dikke pamper rond zijn billen. Hij brabbelt verder. Buurvrouw merkt dat ik intussen ook wakker ben en zegt: ‘Den dezen is hier op den dool’. We schateren het allebei uit en we bellen verpleging. Die komen met twee binnen gestormd met de melding dat ze al een tijdje naar hem op zoek waren. Volgens mij overkomen deze dingen me alleen maar omdat ik jullie zou kunnen animeren met dit soort verhalen.

En zo was het ijs gebroken tussen buurvrouw en mij. De volgende ochtend vertelde ze me dat één van haar drie kleinkinderen gestorven was aan botkanker. Zijzelf was genezen van darmkanker. Godjezusmina, zoals ik al zei, Annie stom kieken.

Ik heb weer geleerd om nog beter mijn best te doen te luisteren naar mensen en me nog minder snel een oordeel te vormen. Maar het is een vergif dat er insluipt zonder dat je er erg in hebt.

Dus, lieve lezer, laat ik afsluiten met deze wijze raad: ook al denk je dat het er vingerdik bovenop ligt, ook al ben je overtuigd van je eigen grote gelijk: probeer dieper te kijken en dieper te luisteren. Er is altijd een reden waarom mensen doen wat ze doen.

Wordt vervolgd….

 

4 gedachten over “Het ziekenhuis: herstelling onder garantie – deel 2

  1. Hakuna matata Jane
    Het feit dat ze daarover schrijft, wil al zeggen dat ze daarover toch al veel nagedacht heeft….
    Dus dat komt vroeg of laat wel goed met die sigaret!

  2. Mensen toch… wa is da hier allemaal… zo een leuk verhaal en er blijft verdorie maar één zinneke in mijnen kop hangen.
    Wat zie ik haar graag… maar soms verdient ze echt nen schop onder haar blote kont!!!
    Voor nu en dan een sigaretje kan ik mijn ogen dichtknijpen maar als ge weeral vollen bak gaat beginnen dan kom ik ’s nachts bij u spoken!!
    Ge moest eens weten hoe ik met mijn tong moest draaien…. Inge ge moet u daar nie mee moeien… ze weet da wel zelf… da is zoals met u koekskes met chocola….
    Ja, die Annie is echt geen gewone zunne… maar ik heb ze in mijn hart gesloten…
    Misschien weet sympathieke Johan daar raad mee?

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *