HET ZIEKENHUIS: EEN AVONTUUR – deel 4-5

HET ZIEKENHUIS: EEN AVONTUUR – deel 4

In de periode van een aantal opnames heb ik natuurlijk meerdere buurvrouwen gehad. ’t Had interessant geweest om ook eens een buurman te hebben, maar dat hoort blijkbaar niet tot de geplogenheden. Denk niet verkeerd, er is geen half haar op mijn hoofd dat goesting heeft om iets te beginnen met gelijk wie. Mijn wederhelft is mijn alles. Maar het mannelijke brein en gedrag zijn toch weer iets anders en dus alweer boeiend.

Soit, de vrouwen waren dat ook. En onrechtstreeks kreeg ik ook met hun mannen te maken en dat vult natuurlijk ook al een stukje van de leemte.

Zo was er dat madammeke wiens echtgenoot op bezoek kwam om 14u en dan bleef hangen tot einde bezoekuur, zijnde 20u. Die zette de koers aan op TV en plantte zich naast haar in de zetel. Tussendoor viel hij eens in slaap. Ik keek er met verwondering naar en vroeg me af of dat madammeke dat nu echt wel leuk vond. Ikzelf althans niet, maar ik nam me voor om mijn verdraagzaamheid te oefenen. Daar was het de goede gelegenheid voor.

De volgende dag hadden mijn buurvrouwke en ik wat nader kennis gemaakt, en in een ziekenhuis gaat dat blijkbaar sneller dan in het gewone leven. Normaal gaat een mens niet na een dag al ontboezemingen doen tegen een wildvreemde. En wees gerust, ik zwijg angstvallig over mijn beroep in dergelijke situaties, dus daar kan het ook niet aan liggen.

Ze zuchtte zwaar en zei dat ze er tegen op zag dat haar man weer in de namiddag zou komen naar de koers kijken. ‘En dan blijft hij nog zo lang hangen ook’, klaagde ze. Je kan mijn antwoord al raden. Ja, ik vroeg haar waarom ze hem dat dan niet gewoon zegde.

– ‘Maar dat durf ik niet. ’t Is gene gemakkelijke, zulle!’

Kijk, normaal gesproken zou ik nooit dergelijke dingen van iemand overnemen. Ik help mensen hun problemen zelf op te lossen. Ik los ze niet voor hen op. Maar in dit geval was de tijd te kort, dus zei ik:

– ‘Ik zal het eens voorzichtig zeggen in jouw plaats’ zei ik, ‘tenslotte ben ik evenmin een fan van de koers.’

Zo gezegd, zo gedaan. Volgende dag komt meneer om stipt 14u binnen en installeert zich. Buurvrouw houdt weer wijselijk haar mond. Ik zeg:

– ‘Allez jong, dat is toch wel straf dat ge hier met twee zieke madammen zit die een hekel hebben aan de koers en gij komt hier een hele namiddag dat ding aanzetten.’

– ‘O, maar ik zal het geluid stil zetten.’ zei hij en veegde daarmee elk argument van tafel.

Ik heb het daar maar bij gelaten, maar achter zijn rug hadden mijn buurvrouw en ik wel pret. Ze vertelde me nog veel meer en ik heb haar de steun geboden die ik nog in mijn valies had. Ik ga het hier allemaal niet vertellen want dat is naar mijn aanvoelen een brug te ver.

Ik ben bij die toenmalige opname ontslagen wanneer zij er nog een tijdje moest uitzitten. De koers zal daarna wel gestopt zijn, maar ik vrees dat er dan wel weer ergens een andere sport op TV zal geweest zijn om haar verder het leven onaangenaam te maken, naast de rest van de perikelen.

Ze vond het zo spijtig dat ik weg ging. Ik vond het voor haar misschien ook een beetje spijtig, maar ik moet toegeven dat mijn vreugde toch groter was dan mijn spijt, want ziekenhuizen mogen dan wel boeiend zijn, maar ik zit toch liever gezond in mijn eigen kot.

(wordt vervolgd….)

 

HET ZIEKENHUIS: EEN AVONTUUR – deel 5

De plezantste buurvrouw die ik heb gehad in het ziekenhuis was een heel pront madammeke van een paar jaar ouder dan ik. Een ongelooflijk fijn en leuk mens. Wij lagen daar zo ongeveer met dezelfde kwaal en dus dezelfde symptomen. Ik kan je zweren dat zoiets het leven ginder een stuk gemakkelijker maakt, vooral als het probleem zich in je darmen voordoet. Ik moet daar geen tekeningske bij maken. Wij hebben daar wat afgelachen. Niet zozeer in het begin van onze opname, maar naarmate de dagen vorderden en we ons dus beter voelden stroomde de lol uit onze kamerdeur de gang in. De verpleegsters wisten er gauw van.

We hadden lol met onze eigen miserie, maar we hadden ook lol met de gekke toestanden die we daar meemaakten.

Kijk, ik wil niemand met de vinger wijzen want ik zei al dat ik alleen maar lof heb voor de verpleging ginder, maar er werden daar toch ook wel kemels geschoten. Een geluk dat wij de leeftijd van dementie nog niet hadden bereikt want het feit dat we zelf een beetje alert bleven kon voorkomen dat die kemels geen gevolgen hadden.

Zo vroeg ik – omwille van al die chemische troep die ze niet alleen in mijn aders duwden maar waarvan ik ook nog eens een deel door mijn keelgat in mijn lijf moest krijgen – een yoghurt om mijn maag een beetje te kalmeren.  En vriendelijk als ze daar waren werd ik op mijn wenken bediend. Ik zet dat potje op mijn nachtkastje omdat ik een half uur erna die portie rotzooi te slikken zou krijgen.

En dan neem ik die yoghurt van mijn nachtkastje en scheur er het dekseltje af, maar dat ging zo verdacht gemakkelijk dat ik toch even een blik wierp op dat potje. Bleek dat ding half leeg te zijn. Ik weet niet uit welke kamer en van welk nachtkastje ze dat potje hebben genomen, maar indien iemand die dit leest zich afvroeg waar zijn half potje naartoe is gegaan, dan is het mysterie bij deze opgelost.

Een beetje meer verontrustend was het voorval met de pillen van mijn buurvrouw. Al bij haar opname bleek er toch een en ander niet te kloppen van de informatie in die vernuftige computers van het ziekenhuis, maar dat waren maar details die de verpleegster snel even heeft aangepast.

Maar algauw bleek dat er meer aan de hand was, want toen ze om meer water vroeg, dan bleek dat niet te mogen volgens de computer. Hoe dan? Was het niet de bedoeling dat ze veel zou drinken?

Het werd pas duidelijk toen we onze maaltijden kregen die voor haar heel verschillend waren dan de mijne. Bleek dat die computer hardnekkig vasthield aan het dieet dat ze bij een opname van vorig jaar voorgeschreven kreeg. Maar dat was voor een heel andere kwaal dan deze die ze nu had. Na een paar dagen lachen met de troep die ze moest binnen wurgen, werd dat euvel recht gezet.

Alleen met die pillen bleef het mis gaan bij haar. Ze kreeg niet alleen de pillen die ze voor deze kwaal moest nemen, maar elke keer opnieuw moest ze de zaak nakijken en elke keer opnieuw vond ze pillen die ze allang niet meer moest nemen. Geduldig nam de verpleging die dingen altijd weer mee, maar elke dag kwamen ze weer aandraven met diezelfde pillen.

Computers zijn handige dingen, maar het is toch wel belangrijk – en al zeker in een ziekenhuis – dat je de gegevens een beetje up to date houdt. Dat ze nog altijd genoteerd stond als gehuwd met haar man die al 25 jaar geleden overleed is behalve een beetje genant niet echt gevaarlijk. Maar met pillen vind ik het een beetje eng worden.

En die computers, dat zijn ook echt wel dwingelanden. Dat heb ik zelf ondervonden.

Kijk, intussen is wel duidelijk dat ik geen fan ben van medicatie, dus vond ik het ook niet nodig om bij een klein beetje pijn een kanjer van een pijnstiller in mijn lijf te pompen. En die dokter had blijkbaar mijn gebruiksaanwijzing goed ingeschat want hij had laten noteren dat ik de toelating had om bepaalde geneesmiddelen te weigeren, behalve welbepaalde die dan ook met naam en toenaam in mijn dossier werden vermeld.

Overdag was dat geen enkel probleem. Wanneer ze kwamen aandraven met alweer zo’n klein zakje dan vroeg ik telkens wat erin zat en als het weer zo’n pijnstiller was, dan konden ze voor mijn part terug naar af.

Maar ’s nachts was het een ander verhaal. Ik ben ’s ochtends verschillende keren wakker geworden en tot de ontdekking gekomen dat er alweer een leeg zakje rotzooi aan mijn Sinterklaas-staf hing te bengelen. Kak of gene kak, de pot op. Zo voelt dat een beetje.

Maar vaak had ik ook wel geluk bij een ongeluk. Zowel mijn buurvrouw als ik hadden alle moeite om te slapen. Wat wilt ge? Een mens voert daar geen moer uit een ganse dag. Je krijgt ontbijt aan bed, ze komen je vragen wat je de volgende dag wil eten, de kamer wordt elke dag gepoetst, je moet maar op een knopje duwen en er staat meteen iemand aan je bed om je te bedienen. Het heeft – allez, toch van ver dan – een beetje weg van onze vakantiehotelletjes. Een mens wordt daar niet moe, en het gevolg is dat je niet kan slapen.

Maar aangezien we met twee waren dan vertelden wij wat tegen elkaar. En lachen natuurlijk.

Zo vertelde ze me dat ze de gewoonte had om ook de was van haar alleenstaande broer te doen. En toen ze naar die broer belde om te zeggen dat ze opgenomen was in het ziekenhuis, was zijn reactie:

– ‘Ach zo, dan moet ik mijne was niet brengen, zeker?’

We hebben daar heel vaak om gegierd.

En dan, in de late uurtjes, gebruikten we uiteindelijk ons verstand:

– ‘Kom, nu gaan we nog eens proberen te slapen hé.’

– ‘Ja, we zullen dat gordijntje tussen ons beiden dicht trekken, dat helpt misschien een beetje.’

– ‘Slaapwel.’

– ‘Slaapwel.’

En na een uur draaien sta je op om te plassen, kom je voorbij dat gordijntje en hoor je zeggen in het donker:

– ‘Ha, gij slaapt ook nog altijd niet!’

(wordt vervolgd….)

 

2 gedachten over “HET ZIEKENHUIS: EEN AVONTUUR – deel 4-5

  1. Maar Annie toch ..
    Ik hoop dat iedereen in de zorgsector dit ook gaat lezen.
    Dit is pas verrijkend…

    Het lastigste in de zorgsector is wanneer je voelt en weet waar mensen nood aan hebben en je dit hen niet kan geven als je volgens de regeltjes werkt…
    Die regeltjes konden mij worst wezen en ik dierf dit aan te vechten maar wie zit er nu al zolang thuis denk je?

    Ik vind het jammer voor vele bewoners waar ik door de jaren heen een fijne band mee heb. Ik moet hen nog zeggen dat ik niet meer terug kom…
    Met welke werknemers zijn ze dan het beste af? De volgers? Of de tegen de stroom in vaarders?
    Ik weet het niet meer…
    Ik wil geen oogkleppen op mijn kop… En ik ben ook geen kuddedier…
    En als ik pillen deel wil ik weten WAT er in da potteke ligt!
    Maar daar verlies je heel veel tijd mee!
    Er zien vele pilletjes wit he…
    En soms zijn die vooraf klaargezet.
    En soms moet je mensen wakker maken om een slaappil te geven.. Zot toch?
    Dan geef je ze beter een Godelieve wijntje voor het slapen gaan en verminder je de slaaptroep../

    1. Blijf maar tegen de stroom invaren, Inge. Ik zal je eens wat vertellen: in mijn jonge jaren heb ik vaak een liedje gezongen van Reynhard Mey waarin hij god om kracht vraagt om tegen de stroom te blijven ingaan. Het is gemakkelijker om te volgen, maar als je erin slaagt om de wereld attent te maken op belangrijke waarden dan voel je je alleen maar sterker worden. Volhouden!

Laat een reactie achter op annie Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *